14 SEPTEMBER 1966. 343 de oude leidingen te gebruiken. Nu, na enkele jaren is dit laatste niet mogelijk gebleken, vandaar nu het voorstel om de leidingen van de ver warmingsinstallatie te vernieuwen. Tot slot zegt spreker de raad te willen afraden de suggestie van mevrouw Krens te volgen. Omtrent het klaarko men van de installatie zegt hij, dat hij meent te mogen aannemen dat dit zal zijn voor het aanbreken van het seizoen, waarvoor de installatie moet dienen. Hierna wordt overeenkomstig het voorstel besloten. 12. ONBEWOONBAARVERKLARING VAN DE PANDEN ROZEMARIJNSTRAAT 20 EN ACHTEROM 42. Overeenkomstig dit voorstel wordt besloten. 13. BEROEP VAN DE HEER M. v. d. HAVE TEGEN DE.AANSCHRIJVING TOT VERBETERING VAN DE WONING ORANJEBOOMSTRAAT 65. De heer VAN DUIJL zegt het eens te zijn met het voorstel. Uit het stuk blijkt echter dat de eigenaar kennelijk niet op de hoogte was van het bestaan van artikel 52, lid 4, waaruit blijkt dat de bestaande situatie niet toelaatbaar was. In verband met de kosten verbonden aan het wijzigen van de bestaande situatie, verzoekt spreker het college enige souplesse te betrachten met de termijn waarbinnen de wijziging tot stand gebracht moet zijn. De heer VAN GASTEL wil eveneens vooropstellen dat hij het met het voorstel volkomen eens is. Hij vraagt zich echter af of een dergelijke aan schrijving vaak niet al te technisch is ingekleed. Er wordt verwezen naar artikel zus en zo en men gaat ervan uit, dat degene die aangeschreven wordt dat allemaal maar moet weten. Hij pleit ervoor om in den vervolge in aanschrijvingen en beschikkingen duidelijker te zijn en er wat meer aandacht aan te besteden, dan tot nu toe het geval was. Hij is van mening, dat uit dit voorstel duidelijk blijkt dat de burgerij beter zou moeten worden voorgelicht. Wethouder VERMEULEN zegt met betrekking tot de door de heer van Gastel gemaakte opmerkingen van mening te zijn, dat het toch wel zaak is de nodige voorzichtigheid te betrachten met het afwijken van de forme le structuur van een aanschrijving. Als in een aanschrijving verwezen wordt naar een bepaald wetsartikel, dan is daarmede veilig gesteld wat de overtreding eigenlijk behelst. Als men dat met zijn eigen woorden in wat beter leesbaar Nederlands zou gaan vertalen zit men in juridisch opzicht op het hellende vlak. Misschien is het mogelijk voor de gemaakte opmer kingen een compromis oplossing te vinden, waarbij de formele kant niet achterwege blijft, doch toch wel wat meer toelichting te geven over het andere. Anderzijds gelooft spreker dat het geconstateerde wel met de eige naar besproken wordt en dat de stelling dat men niet weet waarover het gaat wel wat overdreven is. Ten aanzien van de opmerking van de heer van Duijl over het betrachten van soepelheid is spreker geneigd te zeggen, dat zelfs de gemeente, overtuigd zijnde van de goede wil van de burgers, altijd bereid is tot het voeren van een redelijk gesprek.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 343