14 SEPTEMBER 1966. 345 Aan het adres van de heer Barij, die heeft gepleit voor wat meer soepel heid in het algemeen zegt spreker dat, als de raadsleden concrete geval len kennen, waarin de mensen om allerlei redenen niet in staat zijn de voorgeschreven werkzaamheden tijdig te doen verrichten, zij altijd de be trokken wethouder of het college kunnen benaderen en dat zij weten dat er altijd een mogelijkheid bestaat voor een redelijk gesprek en dat alles gedaan wordt om een oplossing te vinden. Hij vindt het echter een beetje te ver gaan om 1 a 2 maanden respijt te geven, omdat juli een moeilijke maand is. De heer VAN GASTEL gelooft, dat de wethouder hem niet goed beluis terd heeft. Spreker heeft wel degelijk onderscheid gemaakt tussen 2 dingen. Enerzijds heeft hij gesteld, dat de aanschrijving van de directeur van open bare werken hier niets ter zake doet en vervolgens heeft hij evenals de wet houder het woord "formeel" gebruikt. Hij zegt duidelijk te hebben willen maken dat de aanschrijving van burgemeester en wethouders eerst de aan vang is van de formele procedure en dat hij gepleit heeft voor soepelheid bij de vaststelling van de termijn. Hij heeft er alleen maar respect voor als het college nog een grotere soepelheid toepast door eerst de dienst te laten aanschrijven. De heer QUADEKKER zegt respect te hebben voor de vondst van de wet houder. De VOORZITTER zegt tot de heer van Gastel dat er eerder een aanmer king zou kunnen worden gemaakt op het feit dat de gemeente te soepel is. Als men een aanschrijving tot het aanbrengen van verbeteringen aan een woning laat liggen tot men een formele aanschrijving krijgt, gelooft hij, dat men toch wel wat te ver gaat. De heer BARIJ zegt het eens te zijn met de wethouder als hij stelt dat niet over ieder incidenteel geval gepraat kan worden. Hij meent echter, dat ook soepelheid betracht kan worden in een vroeger stadium, zodat der gelijke voorstellen als het onderhavige de raad niet bereiken. Hierop wil hij vooral aandringen omdat als deze zaak doorgezet wordt en de gemeente gaat verbeteringen aanbrengen met het gevolg dat de kosten verhaald moeten worden, men voor eindeloze en vervelende procedures zit. Als die voorkomen kunnen worden door 1 of 2 maanden respijt te geven, dan meent hij dat daarvoor alles te zeggen is. Wethouder VERMEULEN zegt nu de bedoeling van de heer Barij te be grijpen, waar hij het college wijst op het risico van een eventueel volgende procedure voor het verhaal van de kosten, die aan de woning besteed zijn. Dit risico komt meer voor als het discutabel is of de getroffen voorziening al dan niet noodzakelijk was in het kader van de bouwverordening. Als het duidelijk is, dat het aanwezige gebrek volkomen in strijd is met de bouw verordening acht hij het risico ten aanzien van het verhaal van de kosten niet zo groot. Met de heer Barij is spreker eens, dat er grensgevallen zijn waarin men wel eens voor moeilijkheden kan komen te staan. Dit is echter ook bij de tech nische mensen bekend..en voor er een aanschrijving uitgaat is men het er

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 345