14 SEPTEMBER 1966.
347
diet verleend van 50.000, -- en in februari 1966 werd ten tweede male een
krediet gevraagd. Nu, voor de derde maal dus, wordt een krediet gevraagd
van 20. 000, Er zijn 62 boilers geplaatst en er zijn aanvragen binnen
voor nog 82 boilers en dan zijn er nog 200 personen, die wel belangstelling
hebben, doch die hun aanvrage nog niet hebben ingediend. Uiteraard kan
men zeggen, dat dit aan het particulier initiatief moet worden overgelaten,
doch het college is van mening, dat dit ook wel tot de service-verlening
van de gemeente behoort.
De heer MELZER zegt het met de wethouder eens te zijn waar hij stelt,
dat er een aanwijsbare behoefte aan boilers bestaat, doch dat hij van mening
blijft, dat hier geen taak voor de gemeente ligt; hij vindt het een gevaar
lijk precedent. Degenen die per se een boiler willen hebben, hebben daar
voor vele mogelijkheden in Breda. Er is een groot aantal installateurs, die
ze op alle mogelijke manieren willen leveren.
Spreker heeft principiële bezwaren tegen het voorstel en hij zou hierover
graag een uitspraak van de raad hebben, te meer omdat hierover in het ver
leden al eens een uitspraak is geweest.
De heer KROON meent te moeten zeggen, dat hij van dit laatste niets
meer begrijpt, omdat er vrijwel in elke vergadering kredieten verleend
worden voor het plaatsen van doorstroomapparaten en hij zich niet kan voor
stellen, dat men terug wil naar de jaren 1950 toen er in de raad uitgebreid
gepraat is over het al of niet plaatsen van doorstroomapparaten. Als de ge
meente service verleent bij het plaatsen van doorstroomapparaten acht hij
het logisch, dat voor diegenen die bezwaar hebben tegen het gebruik van
gasapparaten de mogelijkheid geschapen wordt een boiler aan te schaffen.
Hij gelooft dat deze service ook verleend moet worden, tenzij men terug
wil naar de tijd toen gezegd werd dat dit volledig aan de installateurs moest
worden overgelaten.
Mevrouw VAN MIERLO vraagt of men voor het gebruik van boilers huur
verhoging moet betalen en of de gemeente het onderhoud van de boilers op
zich neemt.
De heer VAN DUIJL gelooft dat hier sprake is van het plaatsen van boilers
in woningwetwoningen en niet zo maar in het algemeen. Als dit laatste het
geval was zou hij met de heer Melzer mee kunnen gaan, doch nu staat hij
achter het voorstel.
De heer VIS wil zich graag aansluiten bij de woorden die de heer Kroon
gesproken heeft. Ook hij wil belanghebbenden de keuze laten tussen een
geiser en een boiler.
De beer WOESTENBERG merkt op dat deze boilers in een door de PNEM
en de PZEM uitgebracht rapport als zeer gevaarlijk worden bestempeld. Hij
vraagt of ze nu in een keer zoveel veiliger geworden zijn.
Wethouder GIELEN zegt, voor wat dit laatste betreft, dat hij aanneemt,
dat als de gemeente boilers plaatst ze geen boilers levert, die gevaarlijk
zijn. Hij heeft ze echter niet kunnen testen, zodat hij er zijn technische