352 14 SEPTEMBER 1966. meer, zegt hij, omdat volgens hem nog geen uitspraak De VOORZITTER zegt bij interruptie dat dat op het moment niet aan de orde is. Hij geeft de heer Jansen in overweging daar bij de rondvraag een vraag over te stellen. De heer JANSEN meent dat wel aan de orde is de vraag of het personeel van de muziekschool al dan niet onder het ambtenarenreglement zal gaan vallen. De VOORZITTER beaamt dit, doch stelt tevens vast dat de heer Jansen er iets anders bijhaalt. De heer JANSEN zegt dat als deze stukken straks goedgekeurd worden er geen terugweg meer is naar de stichtingsvorm. Bovendien staat in artikel 2 van deze verordening dat niet alle ambtenaren worden als personeel bij de inrichtingen van het openbaar onderwijs. Dat is vrij duidelijk zegt hij. Wethouder VAN BIJNEN wil erop wijzen dat het hier gaat om een afzon derlijke rechtspositieregeling voor de stedelijke muziekschool. Dat bete kent, dat dit een afzonderlijke regeling is, waarbij het personeel gelijk ge trokken wordt met de ambtenaren. De heer JANSEN vraagt te veronderstellen dat de stichting muziekschool de procedure gaat winnen. Hij vraagt zich af wat er dan met de ambtena ren gedaan moet worden. De VOORZITTER antwoord dat dat dan moet worden bezien. Hierna wordt overeenkomstig het voorstel besloten met de aantekening dat de heer Jansen wil geacht worden te hebben tegengestemd. 29. VASTSTELLING VAN DE VERORDENING REGELENDE DE HEFFING EN INVORDERING VAN RECHTEN VOOR HET VERVOER PER GEMEENTELIJKE AMBULANCE-AUTO. De heer QUADEKKER zegt reeds bij een vroegere gelegenheid bezwaar te hebben gemaakt tegen het sturen van een aanslag aan degene die van de ambulancedienst gebruik heeft gemaakt. Hij heeft toen gesteld, dat in laats van een aanslag een nota moest worden gezonden. Als hij nu in de ijlage leest, dat de belastingplichtige een gedagtekende aanslag krijgt en dat het model van het aanslagbiljet wordt vastgesteld door de chef van de afdeling financiën en belastingen van de gemeentesecretarie meent hij dat we nog even ver zijn als een jaar geleden. Bovendien wil hij nog graag een lans breken voor het moment van het insturen van de aanslag, omdat het hem bekend is dat het meerdere malen voorkomt dat de morgen na de dag van het vervoer de aanslag reeds in de brievenbus ligt. Hij pleit voor een meer humaan benaderen van deze zaak. De heer BA YENS meent te mogen veronderstellen dat met de verschillende instanties overleg is gepleegd, ofwel dat ze kennis hebben gekregen van dit

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 352