359 14 SEPTEMBER 1966. de invoering van de liberalisatie. Spreker is van mening, dat burgemeester en wethouders in hun preadvies op pagina 3 minder positief zijn dan de mi nister want daar staat te lezen, dat moeilijk te voorspellen valt of twee jaar na de invoering van de liberalisatie er klemmende redenen zullen zijn om de woonruimtewet buiten werking te stellen. Spreker meent reeds dui delijk te hebben gemaakt, dat er klemmende redenen zijn, want invoering van liberalisatie met handhaving van de woonruimtewet is zonder meer een paskwil. Hij zou willen, dat in de reactie aan de minister onomwonden- wordt te kennen gegeven dat zijn zienswijze wordt gedeeld en dat de woon ruimtewet in elk geval niet langer dan 2 jaar na de liberalisatie wordt ge handhaafd. Dat betekent, dat in het preadvies zou moeten worden geschrapt de laatste 2 zinnen van de voorlaatste alinea, luidende: "of dat twee jaar na de invoering van lossere vormen van huurprijsbeheersing het geval zal zijn laat zich thans moeilijk voorspellen. Zijn wij het met de maatregel op zich wel eens, het tijdstip van de invoering dient naar ons oordeel punt var- overleg te blijven". Voor een goed begrip zegt spreker nog, dat hij geen bezwaar heeft tegen het plegen van overleg over het tijdstip waarop de li beralisatie wordt ingevoerd, maar wel tegen het plegen van overleg over de afschaffing van de woonruimtewet als de liberalisatie is ingevoerd. De heer VAN CAULIL zegt, dat de vorige sprekers zich het meest ge richt hebben op het huurbeleid en het woonruimtebeleid en dat hij daarom nog even wil ingaan op het bouwbeleid. Hij vindt het heel gunstig, dat er meer vrijheid komt inzake het bouwbeleid omdat hij van oordeel is dat er steeds veel factoren zijn geweest die hierop remmend hebben gewerkt. Er komt nu meer ruimte om zelf te bouwen zoals men dat wil. In dit verband vraagt hij zich af wie beter de behoeften van de stad kunnen bepalen, dan het gemeentebestuur. Nu is het zo, dat we een bepaald contingent woning wetwoningen krijgen, hetwelk gerealiseerd wordt hoewel er eigenlijk meer behoefte bestaat aan een ander type woning. Ook belangrijk vindt spreker het, dat het gemeentebestuur gemachtigd wordt om vergunningen të verle nen voor de bouw van woningen, waarvan de bouwkosten minder dan 50. 000, bedragen. Er zijn in het verleden mensen geweest, die 2 of 3 jaar zaten te wachten op een vergunning tot het bouwen van een woning. Nu wordt de mogelijkheid geschapen om de bouwcapaciteit ten volle te benutten, het geen niet mogelijk is geweest tengevolge van de arbeidsbesparende bouw methode. De heer DE MEIJ zegt het eens te zijn met het fractie-standpunt, zoals dat door de heer van Duijl is uiteengezet, doch dat hij graag nog op een detailpunt wil wijzen. Hij citeert pagina 3 van het preadvies waar staat: "In vrijwel alle gevallen, waarin een bewoner van een woning tot ontrui ming wordt veroordeeld op grond van dringende behoefte voor eigen gebruik van de eigenaar wordt van gemeentewege tijdig een andere woning aan zulk een bewoner beschikbaar gesteld". Hij veronderstelt, dat met "tijdig" be doeld wordt vóórdat tot executie van het vonnis wordt overgegaan en dan sluit daar op aan de mededeling dat er in het afgelopen jaar maar vijf maal gevorderd werd. Iets hoger staat, dat er ook een aantal schikkingen heeft plaatsgehad. Dat wil zeggen, dat men erin geslaagd is de eiser te overtuigen van de nood zaak om niet tot executie van het vonnis over te gaan, hoewel hij daartoe

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 359