364
14 SEPTEMBER 1966.
Volgens hem heeft de minister per ongeluk op pagina 8 geschreven: "dat
de toepassing van de woonruimtewet 1947 in elk geval niet langer dan twee
jaar enz. Als men de circulaire doorleest, kan men op verschillende
plaatsen zien dat de minister een zeer soepel beleid voorstelt. Spreker wijst
op pagina 1 waar de minister zegt: "dat geleidelijk aan ter zijde wordt ge
steld de huidige regeling en voorschriften". Op pagina 3 wordt nog eens na
drukkelijk gesteld onder c, dat de woonruimtewet soepeler wordt toegepast
dan wel geheel of gedeeltelijk buiten werking wordt gesteld. Tenslotte wordt
op pagina 8 gesteld dat de toepassing van deze wet zo op het oog nog niet
gemist kan worden. Hij herhaalt, dat de eerdergenoemde zinsnede naar zijn
mening per ongeluk in de circulaire is geslopen.
Hij stelt daarom burgemeester en wethouders voor om de laatste twee zinnen
van hun preadvies te handhaven omdat daaruit een van de minister afwij
kend standpunt blijkt.
De heer VAN DER WERFF herhaalt ten aanzien van de vorige spreker het
geen hij in een vorige zittingsperiode al eens heeft opgemerkt namelijk dat
men zich niet in de dieptepsychologie moet gaan begeven.
Wethouder VAN BOXTEL zegt in eerste instantie al bezwaar te hebben
gemaakt tegen de mededeling van de heer Barij dat twee verschillende
machten over hetzelfde onderwerp een beslissing kunnen nemen. De rechter
neemt een besluit over de rechten van de eigenaar in relatie tot de eigen
dom en de administratie bemoeit zich helemaal niet met de eigendomssi
tuatie. De administratie bemoeit zich alleen met de sociale situatie, die
zal ontstaan als het vonnis van de rechter geëffectueerd wordt. Dat zijn dui
delijk 2 te onderscheiden aspecten aan dezelfde zaak verbonden. Ten aan
zien van het ene aspect is bij uitsluiting van elke andere instantie de rechter
competent en ten aanzien van het andere aspect is bij uitsluiting van de
rechter alleen de administratieve overheid competent krachtens bepalingen
in de wetgeving. Spreker noemt dat het optimale, wat men in de recht
staat kan aantreffen, namelijk dat zelfs de rechter door de effectuering van
zijn besluit geen onrechtmatige gevolgen kan oproepen.
Ten aanzien van hetgeen de heer de Meij gezegd heeft zegt spreker, dat hij
van mening is, dat de heer de Meij niet mag stellen, dat een bepaalde pas
sage per ongeluk in de ministeriële circulaire terecht is gekomen. Zeker
deze minister zal niet iets "zo maar per ongeluk" in een circulaire zetten.
De door de heer de Meij aangehaalde voorbeelden zijn inderdaad wel een
adstructie van de souplesse, die de minister in zijn beleid voor de toekomst
probeert te verdisconteren. Het pakket van maatregelen vormt een zaak
waarop het gemeentebestuur naar sprekers mening geen invloed kan uitoe
fenen, althans niet vanaf het moment dat het pakket van maatregelen ëris.
Wel gelooft hij, dat de aangekondigde maatregelen vóór het tot stand komen
beïnvloed kunnen worden, althans op een aantal detailpunten en met name
ten aanzien van het tijdstip van inwerkingtreding. Dit mag echter niet zo
danig worden geïnterpreteerd, dat het de plaatselijke overheid mogelijk zou
zijn de aangekondigde maatregelen te frustreren.
Op de vraag van de heer de Meij hoeveel minnelijke schikkingen er getrof
fen zijn, zegt spreker geen exact antwoord te kunnen geven. Naar hetgeen
hij uit zijn werk ervaart meent hij te mogen stellen, dat dit aantal zo on
geveer rond de 50 ligt. Ten aanzien van de stelling van de heer de Meij dat