12 OKTOBER 1966. 393 bevorderen, opdat door een intensiever gebruik daarvan door het pu bliek .ixploitatieverliezen zullen verdwijnen? 2. Hoe denkt het college over de instelling van een commissie van over leg inzake de B. B. A.waarin zitting kunnen hebben vertegenwoordi gers van de B. B. A. van de burgerfjjj, gemeente en mogelijk ook de spoorwegen. Is het college bereid instelling van een dergelijke com missie te bevorderen? De heer VAN WERKHOOVEN zegt dat zijn fractie met belangstelling dit voorstel heeft gelezen. Hij stelt voorop dat de fractie ervan overtuigd is dat de B. B.A. een heel bijzondere beleidsvoering heeft. Duidelijk is cjat een beslissing op lange termijn niet gewenst is. Daarbij is het een zeer groot voordeel dat dit voorstel maar een binding heeft tot 1971. De pieuwe raad zal dan vrij zijn om een beslissing te nemen die dan door de loop der tijden nodig zal zijn. Wat de heer Vis heeft gesteld is inderdaad waar, het is een vraagstuk wat niet alleen Breda aanbelangt, maar het gehele land. Het rijk moet er iets aan doen. Bekend is dat het rijk bij het algemeen belang een zeer traag tempo on derhoudt en daarom is er enige kans dat in 1971, als de eWdessie afloopt meer bekend is. Spreker sluit zich ook aan bij wat de heer van Gastel heeft gezegd. Als er subsidie gegeven gaat worden aan de B. B.A. zullen daartegenover ei sen van de gemeente gesteld kunnen worden inzake tarieven, dienstrege lingen, etc. Naar spreker's mening vallen de wachthuisjes onder de werk zaamheden der gemeente en hij gelooft daarom niet dat de B. B.A. kan worden verzocht om wachthuisjes te plaatsen. Een en ander blijkt echter niet uit de stukken, zodat hij er toch nog graag inlichtingen over wil heb ben. Tevens wil hij geïnformeerd worden over het feit waarom dit voor stel in de afdeling voor openbare werken behandeld is. De heer JANSEN zegt dat hij graag zou hebben - en dit heeft hij ook in de afdelingsvergadering gevraagd - dat de public-accountant inzage krijgt over de ontvangsten en dergelijke van de B. B.A. Wethouder VERMEULEN zegt dat het niet ten onrechte is dat vanuit de raad ten aanzien van het openbaar vervoer een groot aantal vragen gesteld zijn, het is een zaak die voortdurend in de belangstelling van de raad heeft gestaan. Het is inderdaad zo dat de stad leefbaar moet worden ge houden en vooral de binnenstad moet functioneren. Het openbaar vervoer moet daarbij een grote rol spelen. Nu moet er een nieuwe concessie aan de B. B. A. worden verleend. In tegenstelling met het streekvervoer is de B. B.A. echter in een situatie gekomen, dat exploitatie van de stadsdienst niet meer rendabel is. Wanneer voor een particuliere maatschappij geen rendabele exploitatie mogelijk is, wordt deze zo mogelijk aan de over heid toebedeeld. Dit was voor de B. B.A. aanleiding om contact met de gemeente op te nemen véör verlenging van de concessie. Hierbij komt nog dat de B. B. A. voor een deel nog een particuliere maatschappij in de echte zin is. Er zitten nog aandeelhouders in, die nog stammen uit de tijd van de particuliere tramwegmaatschappijtjes die men in het zuiden gekend heeft. Zij zijn ingegaan op de suggesties, die toendertijd terecht

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 393