12 OKTOBER 1966. 395 dat er naar gestreefd wordt dat wanneer er de mogelijkheid is en eventu eel met steun van de rijksoverheid tot een goed openbaar vervoer te ko men. Wat betreft het te berde gebrachte incidenteel vervoer, meent spreker dat dit zich meestal enige tijd tevoren laat aanzien. Als men openbaar ver voer wil hebben zal men veelal enige tijd hebben om met de B. B. A. contact op te nemen. Door de heer van Gastel is buiten de kostentoedeling nog gesproken over de toepassing van afschrijvingstermijnen. Deze kunnen eventueel van in vloed zijn op het resultaat in een bepaald jaar. In het algemeen zou spre ker willen zeggen dat de raad mede aanwezig zal zijn om te beoordelen Of de afschrijvingstermijnen redelijk of niet-redelijk zijn. Overigens zou flpt op de lange duur bijzonder weinig uitmaken, dit lost zich vanzelf Weer op. Gevraagd is ook of moest worden gerekend met 39.220, -- en 4.000, --. Ihderdaad dit moet gedaan worden. Die 4. 000, - -is nog een som die stamt uit een grijs verleden, toen men van overheidswege blijkbaar van ïtjening was dat een stadsbusdienst voor degene die deze dienst exploi teerde nog een winstgevend object was. Op hetzelfde moment echter dat rpen constateert dat dit niet het geval is, vervalt zij. pe invloed van de gemeente op de tarieven is inderdaad aanwezig, daar over wordt altijd overleg gepleegd. Of gegaan zou moeten worden naar een zo grote differentiatie in de tarieven voor verschillende categorieën, zoals de heer van Gastel stelde en of dit goed zou wezen, kan spreker op dit moment onmogelijk overzien. Als er aanleiding zou zijn daarover met te B. B. A. contact op te nemen, kan men er eerst beter rustig intern over (enken. In ieder geval zal als de exploitatie niet sluitend is en de tarie ven naar beneden worden gebracht aan de B. B.A. eenzelfde bedrag moe ten worden vergoed. In feite betekent het een subsidie verlenen door de verheid aan bepaalde categorieën vervoergebruikers, ie behoefte aan duidelijke plattegronden is een normale zaak. Hij heeft er echter zo'n idee van dat op het ogenblik de B.B.A. op deze wensen meer als in het verleden tegemoet zal komen. De vraag of de wachthuisjes eigenlijk de gemeente of de B,B.A. aanbe langen, beantwoordt spreker door erop te wijzen dat de gemeente altijd op het standpunt heeft gestaan dat het eigenlijk in wezen een onderdeel moet zijn van de exploitatie van het vervoerbedrijf, het is een service verlening voor mensen die gebruik maken van het openbaar vervoer. In de nieuwe situatie zal het tekort wel vrij permanent zijn. Wanneer die huisjes in de exploitatieplannen van het vervoerbedrijf worden opgenomen, komt dit indirect toch ten laste van de gemeente. Dit mag echter niet beletten om hier meer aandacht aan te besteden dan in het verleden het geval is geweest. Nu moet nog dikwijls op openbaar vervoer gewacht wor den in barre en boze omstandigheden, in weer en wind. Bij het onderzoek dat nu op gang is en het rapport dat in voorbereiding is wordt gedacht aan vaste plaatsen in de stad met meer toegeruste wachtgelegenheid voor de gebruikers van de bus. Vervolgens heeft de heer van Gastel gevraagd of er geen reden was om een commissie openbaar vervoer in te stellen. De vraag op zich is niet onverdienstelijk, zou spreker willen zeggen. Wat betreft de behandeling in de afdeling voor openbare werken kan worden gezegd dat dit gebeurde

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 395