12 OKTOBER 1966.
403
2°!o van het geproduceerde drinkwater wordt gedronken.
Van die 50.000, -- per jaar gaat 98°Jo ofwel 49.000, -- het riool in.
Hij moet zeggen dat dit in deze tijd een nogal zware opgaaf is. Spreker
zegt moeilijk aan dit financieel aspect voorbij te kunnen gaan omdat er
veel mee samenhangt.
Al met al is spreker door de voorliggende brochures niet overtuigd van de
noodzaak van fluoridering, integendeel, hij handhaaft zijn standpunt en
is er dan ook positief tegen.
MevrouwDE BONTE zegt dat al enkele jaren geleden de voorzitter van
haar fractie meerdere malen heeft aangedrongen op fluoridering van het
drinkwater. Van de fractie is dus wel een meerderheid voor het voorstel
te verwachten. Natuurlijk zijn er wel bezwaren aangevoerd maar men is
toch van mening dat de bezwaren niet opwegen tegen de aangetoonde
voordelen. De vorm van toedienen zou een punt van overweging kunnen
zijn, maar men dient er van overtuigd te zijn dat het drinkwater zich
daartoe het meeste leent.
De financiële kant is moeilijk te benaderen, als de heer Kroon het goed
heeft uitgerekend zou het 50. 000, -- kosten, waarvan 2tfo ten goede komt
aan het gebit van de bevolking. Dit moet haars inziens echter van onder
geschikt belang zijn als de uitwerking inderdaad zo gunstig is voor het ge
bit van de mensen. Namens meerdere leden van haar fractie wil spreker
daarom mededelen het met het voorstel geheel eens te zijn.
De heer MENDES wenst zich aan te sluiten bij het betoog van de heer
Kroon. Hij is er namelijk niet van overtuigd dat de fluoridering voor ie
der mens onschadelijk is. Daarom kan spreker zich niet voor het voor
stel uitspreken.
De heer WOESTENBERG zegt dat aan de overgelegde rapporten en de
gepleegde research weinig is toe te voegen. Er is hier sprake van een gro
te verbetering, niettegenstaande een en ander een ingrijpend gebeurenis
in de privacy. Alleen daarom al moet zeer voorzichtig worden omge
sprongen met een juiste dosering, Het is namelijk ook bekend dat een te
grote dosering even schadelijk kan zijn als helemaal geen fluoridering.
Hij is wel voorstander van fluoridering maar maant wel aan bij de toe
voeging van fluoride voorzichtig te zijn en niet meer toe te voegen dan
noodzaak is.
Wethouder VAN BOXTEL zegt eerst een verklaring te willen geven
van het feit dat de zaak is aangedragen op de manier waarop zij thans
bij de leden van de raad op tafel ligt.
Gezegd is dat er nota's in het vooruitzicht waren gesteld en dat deze niet
zijn gekomen. Namens het college meent spreker dit doorgeklonken ver
wijt te moeten proberen recht te zetten. Hij geeft daarbij toe dat wan
neer bij meerdere begrotingsbehandelingen in de loop der laatste twee,
drie jaren vragen inzake fluoridering werden gesteld is geantwoord dat
het college voor ogen stond de raad te eniger tijd omstandig voor te lich
ten in een nota. Dat dit niet gebeurd is vindt zijn oorzaak in diverse om
standigheden. Spreker gelooft niet dat iemand van de raadsleden in het
verleden bij de begrotingsbehandelingen een spoor heeft kunnen beluis-