410 12 OKTOBER 1966. De heer WOESTENBERG stelt voor om tot een eventueel unaniem be sluit te komen, het misschien wel mogelijk zou zijn om van het weten schappelijk vastgesteld percentage de helft te nemen om aan de veilige kant te blijven. Hij wil hier nadrukkelijk verklaren dat er bij overdose ring gevaar dreigt. Maar als men aan de veilige kant blijft door de helft te nemen van het voorgestelde percentage, dan meent hij dat allen tot een besluit kunnen komen. De heer MELZER zegt dat hij fluor niet als medicament ziet. Het wordt echter wel voor medische doeleinden gebruikt en nu meent spreker dat nu fluor wordt gebruikt ter bestrijding van de volksziekte van tandbe derf, er toch wel sprake is van medicijn. Sprekerifractie gelooft niet dat een snoepverbod iets zal uitwerken. Aan tasting van het tandglazuur is niet anders te bestrijden, uit welke over weging de fractie zich achter de fluoridering heeft gesteld. Met de wethouder is spreker het volkomen eens wat betreft de wijziging van de samenstelling van het water. Hij heeft in het bedrijfsleven 25 jaar met water te maken gehad, het is steeds wisselend van samenstelling en levert problemen op in verband met ontharding en ontijzering. Als bekend was wat in diverse voedingsmiddelen in de fabrikaten wordt toegevoegd, zou men misschien heel wat bedenkelijker mogen kijken. Tot slot wil spreker nogmaals verklaren dat zijn fractie vóór fluoridering is. De heer MENDES heeft bewondering voor de wijze waarop de wethou der het voorstel heeft verdedigd. Hij heeft hem echter toch niet de ze kerheid kunnen geven dat de fluoridering beslist onschadelijk is voor ie der mens en dat blijft zijn bezwaar. Hij is van mening dat de raad een grote verantwoordelijkheid draagt door te besluiten fluoridering toe te passen. Spreker kan daarom niet met het voorstel akkoord gaan. Wethouder VAN BOXTEL antwoordt dat de uitspraak van de minister er reeds is. Hiervoor meent hij te mogen verwijzen naar de memorie van toelichting op de rijksbegroting 1962 waar de regering destijds een stand punt pro fluoriderjng heeft bepaald. Daarbij is gezegd dat de regering de fluoridering zou propageren, maar uitvoering met een decentralisatie gedachte zou overlaten aan de lokale bestuursioerb'aSideh'. Nadien heeft de minister telkens weer en dikwijls in andere verbanden opnieuw het stand punt van de centrale overheid vergroot i en onderstreept. Daar is bepaald geen misverstand over mogelijk. Het verwondert spreker niet dat de heren Kroon en Mendes niet omgaan. Dit had hij ook helemaal niet verwacht. Wanneer hij geprobeerd heeft een betoog ertegen te leveren, dan heeft hij veel meer gedacht aan de publieke opinie in dit opzicht meningsver mingmogelijkheid. te kunnen geven dan dat hij de verwachting had de tegenstanders over te halen vóór te stemmen. Dit alhoewel hij zich bijzonder gecharmeerd zou voe len als de Bredase raad dat wel unaniem deed. Het is echter helemaal niet erg als het een uitslag wordt met 3 of 4 tegen. De heer Kroon heeft gezegd zich in goed gezelschap te bevinden, wat spreker niet graag zou ontkennen. Maar er is goed en beter. De heer Kroon heeft gevraagd of bekend was dat in Duitsland op bepaal-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 410