414 12 OKTOBER 1966. Of dit haalbaar is, is momenteel niet te beoordelen. Als de werkzaamhe den van Breda niet voor 1969 ver genoeg gevorderd zouden zijn kan er door de rijksoverheid worden gesteld dat tot een biologische zuivering moet zijn gekomen vooraleer op het Hollandsch Diep kan worden geloosd. Dit alles overwegend maakt spreker ongerust en hij vraagt daarom op kor te termijn de raad nader en precies te informeren hoe het staat met'de technische voorbereiding van al deze uit te voeren werken. Ook wanneer de goedkeuring van deze werken zal zijn verkregen en wanneer deze wer ken gereed zullen zijn wordt dit graag vernomen. Evenals het tijdstip wan neer op het Hollandsch Diep kan worden geloosd. De heer VIS zegt dat nu de heer van Loon een uitvoerig beeld van de situatie heeft gegeven hij er geen behoefte aan heeft van zijn kant dit nog eens te doen, Buiten dezelfde gestelde vragen wil spreker nog weten of de bijkomende voorzieningen, namelijk de mechanische voorbezinkingsbassins, ook he lemaal afgewerkt moeten zijn voordat er een vergunning voor de lozing verwacht mag worden. Misschien is te verwachten dat omstreeks 1 januari 1968 de zaak zover is voortgeschreden dat de lozing op het Hollandsch Diep mogelijk zal zijn. Daarbij rijst de vraag hoe het dan staat met de financiering, want dan zou kunnen blijken dat er een probleem is van financiële aard. Juist ten aanzien van de financiële omstandigheden wil spreker graag een inzicht hebben opdat de zaak beter beoordeeld kan worden. Het is natuurlijk volslagen duidelijk dat de raad en het college zo gauw mogelijk van de smerigheid in de Krouwelaarhaven af willen en het is daarom volgens spreker goed dat die beide aspecten nog eens duidelijk worden belicht. De heer MELZER wenst zijn waardering voor het betoog van de heer van Loon te betuigen. Hij heeft de zaken volkomen duidelijk gesteld en er is niet veel op aan te vullen. Zoals echter het college ook weet zijn er onderhandelingen gaande tussen Rotterdam en de provincie Noord-Bra bant om drinkwater uit de Bieschbos te verstrekken en hoe langer er ge wacht wordt hoe zwaarder de eisen zullen worden. Als tweede vraagstelt hij in hoeverre de plannen van Breda eigenlijk worden opgehouden en be moeilijkt door andere plannen van andere instanties die op de Westerschei - de willen lozen. Wethouder VERMEULEN zegt dat het de raad wel bekend zal zijn dat deze problemen ook het college hebben verontrust. Hij hoeft de voorge schiedenis niet te vertellen maar het is toch eigenlijk bijzonder triest dat de gemeente, die bijtijds is gaan werken aan zijn problemen en deze voor een deel tot een oplossing heeft gebracht in een tussenfase van deze oplossing met de geschetste moeilijkheden wordt geconfronteerd. Temeer omdat er eigenlijk geen alternatieve mogelijkheden zijn, althans niet op korte termijn. Eventueel zou overwogen kunnen worden om de Krouwelaarhaven gedu rende een bepaalde periode een rustpauze te laten doormaken. Het riool water moet dan ergens anders heen. Uiteindelijk zijn er twee keuzemoge lijkheden, men kan terugvallen op het lozingspunt aan de Tramsingel en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 414