417 12 OKTOBER 1966. 650. 000. Dit cijfer wordt dus aangehouden. Het misverstand van 520. 000 is ontstaan doordat men de industrieën niet had meegeteld. Met de raad is spreker tenslotte verontrust over de toestand op korte ter mijn. Getracht zal worden al hetgeen mogelijk is te doen. Op langere ter mijn zal niets achterwege worden gelaten om met deze geschiedenis,ook in de publiciteit de aangewezen instanties die financieringsmiddelen kun nen verschaffen te wijzen op de hier aanwezige urgentie. De heer VAN LOON zegt de wethouder dank voor de duidelijke uiteen zetting. Met de wethouder is hij van mening dat het toch wel een geluk kige omstandigheid is geweest dat Breda in 1955 het initiatief heeft geno men, want anders was er helemaal niets gebeurd. Als er financieringsmiddelen zouden worden verkregen dan zou het 2e ge deelte van de le fase aan Nieuwveer kunnen worden afgemaakt en eind 1967, begin 1968 zou geloosd kunnen worden. Zijn vraag is of dit dus be tekent dat als de financiering rond is, goedkeuring wordt verkregen voor lozing op het Hollandsch Diep. Wethouder VERMEULEN bevestigt dit. De heer VAN LOON vervolgt door te zeggen dat de wethouder heeft gesproken over de wellicht bestaande mogelijkheid om in de Mark ten noorden van de Charles Stulemeyerbrug te lozen. Kan de mogelijkheid eens bekeken worden of er lozingsmogelijkheid zou bestaan bij Nieuwveer. Spreker meent namelijk dat de buisleiding tot Nieuwveer doorgetrokken is en als er toch in de Mark geloosd wordt, waarom dan niet daar. De wethouder heeft ook gezegd dat er voor de kwestie van de slibverwer king een noodvoorziening zou bestaan. Spreker meent in de vergadering vaü de afdeling van de directpur Behoord te hebben dat dit zeer twijfelach tig is. Hij zou daarover toch wel gaarne nader worden geïnformeerd. Spreker zegt de kwestie van de inwonersequivaienten met opzet nu niet te hebben aangesneden, omdat het een essentieel onderdeel van de finan ciering betreft. Wethouder VERMEULEN zegt dat aan lozing bij Nieuwveer is gedacht. Pit is technisch niet mogelijk, omdat het gemaal en de goten nog niet klaar zijn. Wat betreft de inwonersequivalenten, deze zijn ten aanzien van de finan ciële situatie minder belangrijk geworden. Van de RIZA is de prijs per equivalent ontvangen. Zij hebben 40, -- opgegeven, terwijl Breda 35, heeft genomen. Men bleef al met ƒ5,-- beneden de aanname van RIZA en nu blijkt dus dat desondanks een niet onaanzienlijk bedrag wordt over gehouden, Het cijfer van de RIZA lag in eerste aanleg dus aan de hoge kant en was waarschijnlijk gebaseerd op kleinere installaties. Hierna wordt overeenkomstig het voorstel besloten. 36. VASTSTELLING VAN BEGROTINGSWIJZIGINGEN. Overeenkomstig het voorstel wordt besloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 417