Ijko
26T
9 NOVEMBER 1966
het woord aan Prof. Brouwer.
Prof. BROUWER stelt zich voor bij de behandeling van de ontwikkeling
van het civic centre-plan voorbij te gaan aan alle mogelijke architecto
nische details en zich meer te concentreren op de hoofdzaak van de ont
wikkeling van het plan zoals dat steeds met een vertegenwoordiger van het
college, de leden van de bouwcommissie en de architecten is besproken.
Toen hij voor het eerst benaderd werd met de vraag een ontwerp te maken
voor het raadhuis spitste die vraag zich uitsluitend toe op het raadhuis,
omdat toen het civic centre nog niet was geboren. De situatie waarmede
hij aanvankelijk geconfronteerd werd was die, welke door de stedebouw-
kundige dienst was ontwikkeld en waarbij was uitgegaan van de gedachte,
dat er een raadhuis tegen de Beyerd aan zou zijn en een schouwburg. Voor
beide laatste gebouwen was een bepaalde pleinontwikkeling gedacht en er
was tevens gedacht aan de aansluitingen met de oude binnenstad. Verder
was er een programma, ten aanzien waarvan in een der eerste besprekingen
in de bouwcommissie besloten werd dit nog eens nader te laten bekijken.
Er is toen een onderzoek ingesteld naar de behoeften, die er lagen en daar
uit is tenslotte een geheel nieuw "up to date" bouwprogramma te voorschijn
gekomen, waarbij tevens rekening is gehouden met de opvattingen ter
zake van de efficiency. Hieraan moet vooral gedacht worden bij de be
antwoording van de vraag, waarom men niet is beginnen te bouwen op de
aanvankelijk voorgestelde situatie.
Spreker kan zeggen, dat dit nieuwe programma doodeenvoudig niet gerea
liseerd had kunnen worden volgens de situatie, zoals die er was, gebaseerd
op een programmavisie van een aantal jaren terug.
Toen men zover was, dat men wist dat de nieuwe gedachte niet paste in
de situatie, zoals die tot dan toe ontwikkeld was, is het idee ontstaan om
van het raadhuis en de schouwburg, samen met de Beyerd een wat grotere
bouweenheid te maken en zo is het begrip civic centre ontstaan.
Daarna zegt spreker, is er in de eerste fase een soort stedebouwkundige
verkenning in de vorm van een tekening op kleine schaal gedaan. Dit heeft
geresulteerd in een tamelijk sterke uitdrukking van het geheel. De hoofd
gedachte ten aanzien van de Beyerd was - en dat was ook de gedachte van
de toenmalige directeur van de Beyerd de heer van Velzen - dat de moge
lijkheid moest worden uitgebuit, dat een aantal bezoekers van het raad
huis als het ware ook nog terloops het Beyerdcomplex zou kunnen betreden.
Bij de verdere uitwerking van deze gedachte is gebleken, dat er aan het
uittrekken van het plan bepaald veel bezwaren verbonden waren. Dit is
de reden geweest, waarom er naar gestreefd is om tot een wat grotere con
centratie te komen, waarbij nog altijd werd vastgehouden aan het idee,dat
raadhuis, schouwburg, V.V. V. en Beyerd in één gebouw zouden worden
ondergebracht. Dit heeft geresulteerd in het plan, dat op 4 februari 1963
aan de bouwcommissie is voorgelegd.
De situatie was toen zo, dat er een raadhuisplein was gecreëerd, dat tevens
het voorplein was van de schouwburg en dat gekeerd was naar de richting
van de Claudius Prinsenlaan.
Het geheel was afgekeerd van de oude binnenstad en langs de Vlaszak was
een gevel ontwikkeld, waarin op de begane grond allerlei elementen waren
ondergebracht. Verschrikkelijk belangrijke elementen waren daarin niet
terechtgekomen en alle werkelijk belangrijke elementen van het raadhuis