16 FEBRUARI 1966
42
Bovendien staat er in de eerste alinea vermeld dat ook particulieren daar
toe de gelegenheid hebben.
Spreker zou gaarne vernemen of het niet nodig is, dat door burgemeester
en wethouders met de Grontmij afspraken gemaakt worden over de tarie
ven voor particuliere stortingen.
Vervolgens, zo zegt hij, wordt er in de mededeling gezegd, dat er een
aantal jaren leem zal worden ontgraven. Hij vraagt aan burgemeester en
wethouders of er enige zekerheid bestaat over het tijdvak, waarin de ge
meente Breda van deze putten gebruik zal kunnen maken.
Bovendien doet zich nog een moeilijkheid voor. In de mededeling wordt
berekend dat het eerste jaar de capaciteit 40. 000 m3 zal zijn en voor de
volgende jaren 75.000 m3. Spreker neemt aan, dat bij een ontgraving
voor 75.000 m3 leem er ook 75.000 m3 vuil gestort zal kunnen worden.
Indien echter, zoals in het stuk is vermeld, de gemeente Breda, de om
liggende gemeenten en de particulieren gaan storten, dan heeft hij de
indruk, dat 75.000 m3 per jaar niet voldoende mogelijkheid van storten
geeft. Omdat spreker op enige ervaring kan bogen meent hij dat de vuil-
storting door de gemeente Breda met de omliggende gemeenten en de par
ticulieren een grotere hoeveelheid zal zijn dan 75.000 m3 per jaar. Indien
dit juist is zal zeer spoedig ook naar een andere mogelijkheid van storten
moeten worden uitgezien.
Tenslotte meent spreker, mede namens zijn fractie, te moeten opmerken
dat het weinig elegant van gedeputeerde staten is geweest goedkeuring
te verlenen aan deze plannen van ontgraving zonder dat voldoende reke
ning is gehouden met eventuele plannen die Breda mogelijk in de toekomst
met dit gebied heeft. Een dergelijk volgestort gebied zal zeer zeker on
geschikt zijn om als woongebied te kunnen dienen.
De heer QUADEKKER vraagt wat er gaat gebeuren met het krediet voor
de vuilverbranding, waarvoor in het investeringsplan ruimte is geraamd.
De Heer VAN DER WERFF deelt mede, dat van de vragen die bij hem
gerezen waren, er reeds verschillende zijn gesteld. Een vraagpunt blijft er
echter nog over namelijk dat de put van Rasenberg in 1966 vol zal zijn en
dat er in de loop van 1966 begonnen zal worden met de leemontgraving.
Hij vraagt zich af of er chronologisch geen hiaat zit in de volstorting van
het terrein van Rasenberg en de aanvang van de storting in de leemputten.
De heer KRAMER moet wennen aan de gedachte dat de stortmethode
van het vuil, ofschoon er esthetische en hygiënische bezwaren waren, zal
blijven voortbestaan. Uit de mededeling van burgemeester en wethouders
blijkt echter dat er geen andere keus is. Wat de kosten betreft zal de ver
brandingsmethode het moeten afleggen tegen deze stortingsmethode, voor
dat hierbij alleen de transportkosten een rol spelen. Het spreekt hem echter
wel aan dat droog zal worden gestort en dat de afdekking regelmatig zal
geschieden.
Gaarne zal spreker van burgemeester en wethouders vernemen of het zeker
is dat onder alle omstandigheden de putten droog zullen worden gehouden
en dat dit voor de gemeente geen kosten met zich zal brengen.
Vervolgens zou hij gaarne weten of het te ontgraven gebied bestemd zal
worden voor het bouwen van woningen of dat het als recreatiegebied dienst