9 NOVEMBER 1966. Spreker dacht, dat het mogelijk zou moeten zijn een dergelijke vergader zaal gezamenlijk te gebruiken en dan vindt hij een harmonicawand, zo als die nu is geprojecteerd, er niet in thuis horen. Afgezien van een ge bruik van de zijde van de Beyerd zelf, zou hij zich kunnen voorstellen, om het cultureel centrum nog meer inhoud te geven, dat er vergadering en zouden kunnen plaatsvinden van bijvoorbeeld de culturele werkgemeen schap, de raad van de beroepskunst en van andere culturele organisaties. Tenslotte zegt spreker, ziet men als men het plan bekijkt, dat er van het oorspronkelijke oude mannenhuis betrekkelijk weinig overblijft. Spreker is over het algemeen een minnaar van oude gebouwen en desondanks vraagt hij zich af of het wel een juiste aanpak is om dit kleine gedeelte in het complex te laten staan. Is er ook overwogen om tot een geheel nieuw complex te komen. De heer VAN DER WERFF zegt, zich evenals de heer Vis te hebben afgevraagd, of de gevel van het oude mannenhuis langs de Boschstraat niet onder de druk zal komen van het hele complex. Het preadvies is herschreven, doch desalniettemin zijn er nog een aantal vragen over te stellen, hetgeen hij wil doen aan de hand van datgene wat door prof. Brouwer en door de heer Niemeijer is gesteld. Spreker heeft evenals voorgaande sprekers alle waardering voor de deskundigheid van genoemde heren en voor het college. Spreker vraagt hoe de opdracht aan prof. Brouwer luidde toen het raads besluit gevallen was en hij een raadhuis zou gaan bouwen. Hij krijgt de indruk - en hij wil dit gaarne openlijk stellen - dat aanvankelijk aan prof. Brouwer werd gezegd: "Hier is een terrein en we willen graag een raad huis hebben". Nadat het raadsbesluit was gevallen werd Ir.Kraaijvanger aangezocht voor het schouwburggedeelte en werd aan prof. Brouwer ver zocht zijn gedachte te laten gaan over het te bouwen raadhuis. Spreker heeft de indruk, dat prof. Brouwer een gebouw ontworpen heeft, dat op zichzelf zeker aanspreekt, maar dat het in feite in deze omgeving niet doet. Hij heeft het min of meer zelf gezegd met ongeveer deze woorden: "Die V.V.V. is eigenlijk niet het belangrijkste element; het gaat hier eigenlijk om het stedebouwkundig volume". Derhalve is prof. Brouwer dus eigenlijk aan een tweede opdracht bezig, namelijk het herstructureren van de Beyerdhoek. Spreker vraagt zich af of dit in de aanvankelijke op dracht wel begrepen was. In het preadvies wordt gesproken over congres- en tentoonstellingsruimte en spreker zegt te menen, dat hiermede de N.V. het Turfschip wordt be doeld. Ten aanzien hiervan wordt gesteld, dat die congres- en tentoon stellingsruimte wordt ingepast in het civic centre maar ten aanzien van de V.V.V. komt men niet tot een naar zijn mening veel sprekender re latie met die congres- en tentoonstellingsruimte. Dat spreker in deze niet alleen staat kan men lezen in de Bredasche Courant van 29 januari 1966, waarin staat dat deze combinatie wel degelijk mogelijk is. Spreker is er bijzonder over verheugd, dat hij uit de mond van de heer Niemeijer gehoord heeft, dat deze voornemens is het culturele beleid van zijn voorganger voort te zetten. Het is in Breda altijd zo geweest, dat er op sommige tentoonstellingen met rijkssubsidie tot 30°/o door particulieren aangekocht kan worden. De heer van Casteren zou dit kunnen bevestigen,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 434