16 FEBRUARI 1966. 44 de helft wordt teruggebracht. Op de vraag over de uitbreidingsplannen van de gemeente Breda wil spre ker op dit ogenblik alleen zeggen, dat thans niet over het bezit van een ander gesproken moet worden. Natuurlijk kan men zich levendig indenken dat er een mogelijkheid aanwezig is, dat het uitbreidingsgebied van de ge meente Breda in die richting moet worden gezocht. Hij is van oordeel dat het minder juist is op dit ogenblik er speciaal de nadruk op te leggen, dat het uitbreidingsgebied voor Breda te zijner tijd daar zou liggen. Het is een gegeven dat de pilt er komt omdat de provincie reeds vergun ning heeft verleend. Gaat men niet tot storting van huisvuil over dan zal men moeten accepteren, dat er een watervlakte komt. Spreker is van mening dat een volgestorte put meer mogelijkheden biedt dan een watervlakte op zich, temeer omdat de gemeente niet over de aan wezigheid van water heeft te klagen. Daarom stelt spreker voor dit te ac cepteren, waardoor voor de gemeente, die het in de verre toekomst daar ter plaatse voor het zeggen zal hebben, de mogelijkheid bestaat er sport terreinen of iets dergelijks neer te leggen. Wanneer de storting in deze kuil zal beginnen hangt natuurlijk af van het moment waarop de kuil van Rasenberg vol zal zijn. Aangenomen mag worden dat deze kuil nog dienst zal kunnen doen tot het einde van dit jaar, mo gelijk zelfs nog in het begin van 1967. Er van uitgaande dat dit jaar reeds aangevangen wordt met de leemontgraving in het terrein onder Bavel dan wordt de ruimte die thans reeds geschapen wordt ruimte voor de toekomst, zodat de mogelijkheid tot storten ruimer wordt. Een kleine berekening leert ons, zo zegt spreker, dat er dan 100.000 m3 geraamd stadsvuil ge deponeerd zal kunnen worden. Spreker gelooft dat het geen probleem behoeft te worden wat er met het niet gebruikte krediet zal geschieden. Er is niet een overschot van moge lijkheden, die verwaarloosd kunnen worden. Er zal een opschuiving plaats kunnen hebben van objecten of projecten, die later zijn gepland. Spreker meent dat de heer Kramer lid van de raadsafdeling is waar hij in de ver- adering gezegd heeft dat het droogpompen de gemeente Breda niets zal osten. Het is vanzelfsprekend dat tevoren een overeenkomst zal worden gesloten, waarbij dit terdege zal worden vastgelegd. Hij wijst erop dat de Grontmij het zeer op prijs stelt dat de gemeente Breda zal storten. Omtrent de mogelijkheid van inspraak Dij stankontwikkeling gelooft spre ker te kunnen stellen, dat zowel de gemeente als de Grontmij het heel erg op prijs stellen dat er geen hinder zal worden ondervonden terwijl bij deze terreinen geen woningbouw in de naaste omgeving aanwezig is. Boven dien ligt het in de bedoeling telkens zo gauw mogelijk met zand af te dek ken. Dit kan zonder moeilijkheden geschieden omdat het storten in den droge gebeurt. Wegdrijven van vuil is derhalve niet mogelijk. Spreker is van oordeel dat burgemeester en wethouders niet beter de ont wikkeling betreffende de vuilverwerking kunnen volgen dan dat tot op he den is gedaan. De heer Kramer weet, hoe burgemeester en wethouders zich met dit vraagstuk hebben bezig gehouden. In het verleden zijn meer dere malen studiebezoeken afgelegd betrekking hebbende op de compos- tering en vuilverbranding. Burgemeester en wethouders kennen alle moge lijkheden. Dit neemt niet weg dat burgemeester en wethouders vanzelf sprekend in de toekomst zich op de hoogte zullen laten houden van de nieuwigheden op dit gebied.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 44