16 NOVEMBER 1966.
Het bleek ons, dat hij niet bereid of in staat was een waarlijk constructieve
oppositiepartij op te bouwen.
Het is naar onze mening niet genoeg om steeds maar te blijven vertellen
dat het niet goed gaat, maar het is zeker even noodzakelijk om een nieuwe
koers aan te geven.
Er bleek voorts dat de organisatie van de partij zeer veel te wensen over
liet. De ledenadministratie was zeer gebrekkig en op geen enkele brief ge
richt aan het Hoofdbestuur werd ooit antwoord ontvangen.
Tenslotte was daar de kwestie Adams. De heer Koekoek heeft zelfs op dit
ogenblik de heer Adams niet laten vallen. Hij mag dan wel in zijn laatste
radiopraatjes aan het Nederlandse Volk vertellen dat de heer Adams ver
dwenen is, maar in de brief die de heer Adams aan de voorzitter van de
le kamer heeft gezonden, stelt hij dat hij bedankt onder druk van de grote
partijen.
Uit niets blijkt dat hij heeft bedankt op verzoek van het Hoofdbestuur van
de Boeren-Partij.
Gezien het vorenstaande zal het U duidelijk zijn, dat het ons niet langer
mogelijk was lid te blijven van de Boeren-Partij.
Wij hebben dan ook aan Uw college medegedeeld, dat wij niet langer zit
ting hebben in de Raad voor de Boeren-Partij.
Na ernstig beraad zijn wij tot de conclusie gekomen, dat wij onze raads-
zetel niet ter beschikking moeten stellen.
De Bredase bevolking heeft ons in de raad gebracht om uitdrukking te geven
aan de reeds eerder genoemde ontevredenheid.
Gelukkig hebben wij reeds talrijke reacties gehad van de kiezers, waaruit
ons is gebleken dat in elk geval bij een deel van hen begrip bestaat voor
de door ons genomen beslissing.
De heren Hoekstra en Jansen hebben zich gemeld als lid van de Noodraad,
welke Raad, zoals U bekend zal zijn, is opgericht door verontruste leden
uit de Boeren-Partij en waarbij zich inmiddels onder meer enkele tiental
len uitgetreden gemeenteraadsleden uit de Boeren-Partij hebben aangeslo
ten.
Ik zelf heb de wens uitgesproken voorlopig geen lid te worden van een an
dere politieke partij.
Ik ben echter van plan om volkomen samen te werken met de twee andere
uitgetreden leden.
Ook de raadsleden, de heren Hoekstra en Jansen zijn bereid met mij te
blijven samenwerken en onderling de gegevens uit de commissievergade
ringen uit te wisselen.
Het zal U duidelijk zijn dat geen van ons drieën bereid is samen te werken
met het resterende raadslid van de Boeren-Partij, de heer Woestenberg. Ook
gegevens, verkregen uit het commissieberaad zullen hem onzerzijds niet
worden verstrekt.
De heren Hoekstra en Jansen vertrouwen, dat de Noodraad de politiek, zo
als deze is omschreven in het beginselprogramma van de Boeren-Partij,
in grote lijnen op een meer serieuzer manier zal trachten te verwezenlij
ken.
Wij spreken de hoop uit, dat U onze beslissing zult kunnen eerbiedigen en
verklaren ons bereid op constructieve wijze mede te werken aan de ge
meentepolitiek van Breda.