L/bs-
3X7
16 NOVEMBER 1966.
De VOORZITTER vraagt voor de goede orde aan de heer Beurskens,
hoe de groep zich zal noemen en wie het voorzitterschap zal waarne
men.
De heer BEURSKENS deelt mede, dat hij in de volgende raadsverga
dering hierop zal terugkomen, omdat hierover momenteel beraad plaats
vindt.
Hierna wordt besloten de stukken, genoemd onder agendapunt 3a
t/m r voor kennisgeving aan te nemen.
3t. ANTWOORDEN OP DOOR RAADSLEDEN GESTELDE VRAGEN.
VRAAG.
De heer KROON zegt dat burgemeester en wethouders ongetwijfeld
kennis zullen hebben genomen van de kritische opmerkingen, welke in
de plaatselijke bladen zijn geopperd ten aanzien van het bierfestival.
Vele bezwaren welke hierin naar voren zijn gebracht worden door spre
ker's fractie niet alleen gedeeld, maar werden uitvoerig in discussie ge
steld bij de algemene beschouwingen ter gelegenheid van de begrotings
behandeling van 1963 en 1964. Deze voor zijn fractie zo ernstige be
zwaren zijn zowel bij burgemeester en wethouders als bij de raad vol
doende bekend. Spreker vraagt of burgemeester en wethouders bereid
zijn verdere medewerking aan het bierfestival te onthouden en in over
leg met de commissie stedelijke activiteiten te komen tot beter gerichte
activiteiten ter bevordering van de goede naam van Breda. Hij is na
melijk van mening dat door dit bierfestival aan de naam van Breda veel
schade wordt aangebracht.
ANTWOORD.
Van gemeentewege is nooit een directe subsidie voor het realiseren van
het bierfestival verleend.
Wel zijn tot dusver bepaalde aan de organisatie van dit evenement ver
bonden kosten voor rekening van de gemeente genomen.
Daar wij van mening zijn, dat het geen aanbeveling verdient deze ge
dragslijn te blijven volgen, hebben wij besloten in de toekomst van ge
meentewege geen medewerking in de hiervooraangegeven zin meer aan
dit evenement te verlenen, althans zolang dit gebracht wordt in devorm
en met de doelstelling, zoals tot dusver gebruikelijk.
In dit verband merken wij nog op, dat de commissie stedelijke activi
teiten zal trachten tot beter gerichte activiteiten te komen.
VRAAG.
De heer VIS zegt, dat het zuidelijk gedeelte van IJpelaar bewoond
begint te geraken en dat de straatverlichting daar ook langzamerhand
in orde komt. Een probleem blijft, dat de verbinding tussen de stad en
het nieuwe gedeelte niet verlicht is. Hij geeft ernstig in overweging,
indien difinitieve voorziening nog lang op zich laat wachten, op deze