16 FEBRUARI 1966. 46 Er is echter een nuance verschil. Spreker heeft thans echter gesproken over droogmaling onder alle omstandigheden en dit is niet in de afdeling be handeld. Hij wenst nu zekerheid te hebben. Over de kwestie van de stankverspreiding is spreker niet zo gerust en ten slotte merkt hij op, dat de wethouder sprekende over de vuilverbranding uitsluitend "de speedburn" noemt. Hij wijst erop dat hij aan burgemeester en wethouders heeft gevraagd deze zaak nauwlettend te blijven volgen. Hij is ervan overtuigd dat dit in het verleden is geschied, doch hij zou de continuering voor de toekomst vastgesteld willen zien. De heer VAN CAULIL vindt het jammer dat wethouder Meijs zo weinig belangstelling toont in zijn antwoord voor de stortingstarieven voor parti culieren. Zo heel gemakkelijk ontstaan er vuilstortplaatsen in de stad en het is bekend hoeveel moeite het gemeentebestuur ermede heeft dit te voorkomen. Hoge tarieven zullen de oorzaak zijn van vuilstortingen in de gehele gemeente. Spreker wil daarom met klem aan burgemeester en wethouders verzoeker- te trachten het tarief voor particulieren zeer laag te doen stellen, opdat iedereen zich verplicht voelt vuil te storten waar het is toegestaan. Mevrouw VAN MIERLO wil erop attenderen dat het in de mededeling van burgemeester en wethouders becijferde voordeel aan de krappe kant genomen, is. Indien de verbrandingsmachine 20.000.000, - kost, dan komt zij alleen aan bespaarde rente aan een bedrag van 120. 000, - per jaar. Met de afschrijving en andere exploitatiekosten is derhalve geen rekening gehouden. Wethouder MEIJS beginnende met de opmerking van de heer Quadekker, deelt mede, dat het best mogelijk kan zijn, dat hij letterlijk heeft gezegd wat de heer Quadekker heeft aangehaald. Hij had echter het idee dat de heer Quadekker toch zoveel begrip had van zijn opmerking, dat hij eruit had kunnen distilleren, wat hij bedoeld heeft te zeggen. Kortom spreker heeft bedoeld, dat er meerdere mogelijkheden komen om het disponibel komende geld te gebruiken. De heer QUADEKKER onderbreekt spreker met de mededeling dat hij dan iets voor de rondvraag heeft. Wethouder MEIJS vervolgt zijn betoog met de mededeling dat uit de woorden van de heer van Loon hem gebleken is, dat deze angst heeft voor de vuilstortingen van particulieren omdat daardoor de gemeente minder zou kunnen storten. In tegenstelling hiermede is de opmerking van de heer van Caulil, die lijnrecht tegen de bedoeling van de heer van Loon ingaat en die wenst dat de gemeente vuilstortingen door particulieren sterk zal gaan stimuleren. Spreker is van mening dat het niet op de weg van de ge meente ligt dit te doen. Indertijd is iedereen de weg naar de kui.1 van de heer Rasenberg gewezen en dit zal in dit geval ook geschieden. Speciaal stimuleren is naar zijn mening niet nodig. Er zal voor gewaakt worden dat er niet op andere plaatsen gestort zal worden. Dat andere gemeenten eerder zullen gaan storten dan de gemeente Breda is mogelijk. Echter zullen er eerst overeenkomsten opgemaakt moeten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 46