885 16 NOVEMBER 1966. weliswaar dit een vrije zaak is maar dat dit hout ook nog in de agra rische sector gebruikt wordt. Spreker wenst met een ander voorbeeld nog verder te gaan, namelijk de stelling dat een pluimveehouder wenst over te gaan tot aankoop van 50.000 stuks pluimvee en daarvoor een gebouw moet hebben. Hij is er van overtuigd dat iedereen en de gemeenteraad ervan overtuigd is dat dit een agrarisch bedrijf is, ofschoon juridisch gezien men hierover kan twisten. De gemeenteraad zal echter dit als een agrarisch bedrijf aan merken. Mocht in de bouwvoorschriften of in de bouwverordening ergens een twijfel kunnen bestaan over de aard van het bedrijf, dan meent hij dat het toch juister zou zijn om ontheffing hiervan te verlenen. Spreker zou zeer verheugd zijn indien burgemeester en wethouders be reid zouden zijn deze aanvrage nog een maand aan te houden, opdat iedereen nog eens de gelegenheid zou hebben over deze zaak nog eens na te denken. Voor hem is het thans onredelijk een uitspraak te doen te meer omdat spreker's fractievoorzitter heeft medegedeeld dat dit stuk voor een maand zou worden aangehouden. De VOORZITTER deelt mede dat hij wat betreft de volgzaamheid van de wethouders geen reden tot klagen heeft. Hij gelooft dat een voor zitter van de afdeling, zelfs wanneer deze slechts waarnemend voorzit ter is, geen goed voorzitter zou zijn, als hij zich niet zou laten over tuigen door een ander, wanneer hij dit nodig vindt. Dit is dan ook de reden geweest, waarom hij is medegegaan met het idee het voorstel niet aan te houden. Men dient de toezegging van aanhouding van het voorstel niet te letter lijk te nemen. Het is vanzelfsprekend dat wanneer een voorzitter van een afdeling, wie dat dan ook mag zijn, wil proberen een voorstel van burgemeester en wethouders aan te houden, dat er dan in het college van burgemeester en wethouders beraad moet zijn. Meermalen is reeds ondervonden dat burgemeester en wethouders op hun standpunt blijven staan en het voorstel aan de raad handhaven. Het is wat anders, zo zegt spreker, wanneer een voorzitter van de raad zegt dat een voorstel aangehouden kan worden, omdat deze voorzitter er dan van overtuigd is dat zijn medeleden van het college van burge meester en wethouders daarmede akkoord gaan. Wethouder VERMEULEN wil voorhands een mogelijk misverstand uit de weg helpen namelijk dat er van de zijde van burgemeester en wet houders ten aanzien van deze man minder begrip aanwezig zou zijn dan van de zijde van de raad. Dit is zeker niet het geval en hij is verheugd over het feit dat de heer Biemans in zijn betoog waardering heeft uit gesproken over het feit dat burgemeester en wethouders heeft toegelaten dat er in dit gebiéd een potgrondbedrijf zich vestigde, alhoewel juridisch dat misschien onmogelijk zou zijn geweest. De heer Biemans heeft gesproken over een potgrondbedrijf wat naar zijn mening gelijk is te stellen met het onderhavige bedrijf wanneer het gaat om het begrip "agrarisch bedrijf". Indien het alleen daarom ging, zo meent spreker, dan behoefde niet voorgesteld te worden dit voorstel aan te houden, omdat burgemeester

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 478