16 NOVEMBER 1966. en wethouders dan besloten zouden hebben de man zijn gang te laten gaan. Burgemeester en wethouders zijn dus bereid dit bedrijf als agrarisch be drijf te aanvaarden. Spreker wijst erop dat in de bestemmingsbepalingen behorende bij het uitbreidingsplan in hoofdzaken van de gemeente Breda als een agrarisch bedrijf wordt omschreven een landbouw-, een tuinbouwbedrijf, of een land- en tuinbouwbedrijf of een naar het oordeel van burgemeester en wethouders daarmede gelijkgesteld bedrijf. Het is dus duidelijk dat het tot de competentie van burgemeester en wethouders behoort om een be drijf als een agrarisch bedrijf aan te merken. In het verleden heeft dit ook al eens gespeeld met betrekking tot een nertsbedrijf. Hiervan kan men ook stellen of het wel tot de agrarische bedrijven gerekend kan wórden- Indien er uit de raad bij het qualificeren van een dergelijk bedrijf aan drang uitgeoefend zou worden, dan zou het van burgemeester en wethou ders bijzonder onverstandig zijn om dit zonder meer naast zich neer te leggen en daar geen rekening mede te houden. Thans, zo zegt spreker, zijn er echter heel andere zaken aan de ordeen die zaken zijn de heer Biemans ook wel bekend. Hij herinnert zich dat in het verleden de heer Biemans met hem veelvuldig contact heeft ge had over een bepaalde tuinder, die toevallig niet de oppervlakte grond bezat, die nodig was om te mogen bouwen. De oppervlakte van een bouw perceel moet minstens 1 ha zijn. Indien men deze niet bezit, dan mag er niet gebouwd worden. Van deze bepaling is geen ontheffingsbevoegd heid aanwezig bij burgemeester en wethouders, noch bij de raad. Deze bestemmingsbepaling is door het hoger gezag vastgesteld. Indien men deze man zou willen laten bouwen betekent dit in feite de bestemmings- bepalingen te doen wijzigen. Indien men meent daarvoor voldoende zwaarwegende argumenten te hebben kan de procedure tot wijziging van deze bepalingen worden ingezet. Deze procedure is tijdrovend en spre ker is haast geneigd te zeggen, dat dit nooit lukt. De oppervlakte van het perceel wat Verstraeten in eigendom heeft, be draagt 1150 m2 en er is minimaal 10. 000 m2 nodig om te mogen bouwen. Dit is ongeveer het tienvoudige van hetgeen Verstraeten bezit. Bovendien, zo zegt spreker, zijn er ook nog bepalingen in het bestem mingsplan met betrekking tot de breedte van het perceel aan de weg. Er is bepaald dat de breedte van een bouwperceel langs een verharde weg minstens 100 m en voor de overige gronden minstens 60 m moet zijn. In dien men nu kijkt naar de ontheffingsbevoegdheden van burgemeester en wethouders dan blijkt dit met betrekking tot het landelijk gebied I zij ontheffing kunnen verlenen voor het agrarisch bedrijf, hierbij aannemen de dat dit een agrarisch bedrijf is, voor de breedte van het bouwperceel en van enige bouw en opstal zijdelings de perceelsgrens. Van de mini male oppervlakte van 1 ha is het niet mogelijk ontheffing te verlenen. Van de voorgeschreven frontbreedte kan ontheffing worden verleend, mits de maten niet geringer worden dan 2/3 van de daarvoor omschreven ge tallen. Nu er in dit geval gesproken wordt van een breedte van het bouw perceel van 60m, zou dit minstens een breedte betekenen van 40 m. Aan de hand van een situatiekaart is spreker tot de conclusie gekomen dat de perceelsbreedte maximaal 20 meter bedraagt. Burgemeester en wethou ders kunnen daarom niet krachtens de bestemmingsbepalingen ontheffing verlenen, omdat niet voldaan kan worden aan de minimale breedte van 40 meter.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 479