ly&a
QOa
16 NOVEMBER 1966.
Spreker is van oordeel dat deze bouwverordening niet maar zonder meer
is vastgesteld en dat de beperking van de bevoegdheid van burgemeester
en wethouders tot het verlenen van ontheffing ook niet zonder meer is ge
schied.
Indien de bevoegdheid van burgemeester en wethouders groter zou zijn,
zou dit in feite betekenen dat er een weg open is tot allerlei willekeur,
én ofschoon het in dit concrete geval bijzonder vervelend kan zijn, is
spreker toch van oordeel dat hieruit niet de vrijheid mag worden ontleend
om burgemeester en wethouders uit te nodigen iets te doen dat zeer dui
delijk in strijd is met de bestaande bestemmingsbepalingen. Hij benadrukt
dat burgemeester en wethouders niet anders kunnen doen dan wat zij aan
de raad hebben voorgesteld. Daarom was er ook geen reden de beslissing
op het beroepschrift aan te houden tot de raadsvergadering van 7 december
1966.
Spreker gelooft dat hij zich kan voorstellen dat de raadsleden zeer ver
baasd zijn dat dit voorstel toch aan de orde is gesteld. De heren Melzer
en Biemans hebben medegedeeld dat het prettig geweest zou zijn indien
zij van deze beslissing van burgemeester en wethouders kennis hadden ge
kregen. In verband hiermede wil hij toch nog wel onder de aandacht van
de raad brengen dat de afdelingsvergadering maandag 1966 is geweest, dat
op dinsdag daaropvolgend de b. en w. -vergadering is gehouden. Indien
het nu een discutabel stuk was geweest dan zou spreker geneigd zijn ge
weest de afdeling nog eens bij elkaar te roepen. Het is niet zo dat de man
zich reeds gevestigd had voordat het plan in hoofdzaken bekend was. Men
kan alle begrip voor de heer Verstraeten hebben, maar burgemeester en
wethouders kunnen geen ontheffing verlenen van de minimumoppervlakte-
eis.
De heer KROON is wethouder Vermeulen zeer dankbaar voor zijn goede
verdediging en voor zijn duidelijke uiteenzetting. Hij moet eerlijk aan
burgemeester en wethouders toegeven dat bij spreker's fractie niet de ge
dachte heeft voorgezeten dat zij minder begrip zouden hebben voor de
moeilijkheden van Verstraeten. Alleen wil hij opmerken dat bij voorlich
ting over de al of niet aanwezige mogelijkheden door de aanwezige amb
tenaren in de afdelingsvergadering de huidige discussie overbodig zou heb
ben gemaakt. In de afdelingsvergadering kwam alleen de vraag naar vo
ren over het zijn van een wel of niet-agrarisch bedrijf. Dat burgemeester
en wethouders over dit bezwaar willen heenstappen, maar dat zij krachtens
het genomen raadsbesluit geen uitwijkmogelijkheid hebben, is niet aan
de raadsleden medegedeeld.
Zijn fractie is verheugd dat wethouder Vermeulen de wet zo goed kent.
De heer VAN CAULIL wilde over een paar zaken nog een vraag stellen.
Op de eerste plaats vraagt hij of de verzoeker is geattendeerd op de voor
geschreven grootte van het perceel. Uit het voorstel van burgemeester en
wethouders blijkt hiervan zo weinig.
Op de tweede plaats zou hij gaarne willen weten, zo dit aan de verzoeker
was bekend gemaakt, of het dan mogelijk was voor hem de nodige grond
ter beschikking te krijgen bijvoorbeeld door middel van huur.
Als de grond slechts ter beschikking van verzoeker behoeft te zijn dan