yiPS"
16 NOVEMBER 1966.
De VOORZITTER deelt mede, dat hij nog even wil terugkomen op de
tussendoor gemaakte opmerking van de heer Quadekker. De voorzitter, zo
zegt hij, is van oordeel dat hetgeen wethouder Vermeulen gezegd heeft
juist is en dat hij gelijk heeft wanneer hij zegt dat ruwe olie voordeliger
is dan aardgas. Iets anders wordt het wanneer een vergelijking gemaakt
wordt tussen huisbrandolie en aardgas.
Mevrouw VAN MIERLO-MUTSAERS zou gaarne vernemen of dat over
gang van cokes op olie mede brengt dat de ene verwarming 5 dagen per
week wordt gestookt en de andere op zaterdag en zondag wordt uitgescha
keld. Hierdoor moet er al een verschil ontsaan van ettelijke duizenden
guldens per seizoen.
De heer VAN GASTEL vindt dat wethouder Gielen een uitstekend plei
dooi heeft gehouden voor het invoeren van een tussentarief voor gas. Al
hoewel dit thans niet aan de orde is meent spreker hierop toch te moeten
attenderen.
De heer VAN DUIJL zegt dat wethouder Vermeulen in zijn antwoord
heeft gezegd dat de bediening van de verwarmingsketel door een gevarieerd
gezelschap geschiedt. Spreker is het hiermede eens, maar is van mening
dat de controle op de installaties niet door deze mensen, doch door de
technische dienst dient te gebeuren.
De heer JACOBS wenst op te merken dat de stelling van de heer Kroon
dat een ketel a la minute omgebouwd moet zijn van olie op aardgas niet
juist is. Dit is onmogelijk.
De heer KROON deelt hierop mede dat hem gebleken is dat de appara
tuur omgebouwd kan worden en dat men dan beide mogelijkheden ter be
schikking heeft en wanneer de ene mogelijkheid uitvalt men op de andere
kan omschakelen.
Wethouder GIELEN bevestigt dat de oliestookketel, die wordt aangelegd
ter beschikking is tot er aardgas is.
De heer QUADEKKER wilde de aanmerking maken dat de raad zit te
praten over 16.000, -, die gefourneerd gaan worden en dat wethouder
Gielen zich laat ontvallen
Wethouder VERMEULEN vraagt bij interruptie of de heer Quadekker het
stuk van buiten kent.
De heer QUADEKKER antwoordt dat hij het weliswaar van buiten, maar
niet van binnen kent.
Hierna wordt overeenkomstig het voorstel besloten.
28. VERWERVING ONROEREND GOED.