51
16 FEBRUARI 1966.
De heer VAN DER WERFF wenst te beginnen met wethouder Vermeulen
te prijzen voor de voortvarendheid van het rooien van de bomen. Hij had
dit rooien waargenomen maar had het niet als een laakbare zaak be
schouwd, omdat het de hele situatie nog niet goedkoper maakt. In de op
2 na laatste alinea van het voorstel wordt gesproken over de kosten en het
blijkt dat de kosten van de gemeente bij de parkeergarage stijgen. De vo
rige maal stegen deze kosten niet en spreker krijgt steeds meer de indruk
dat er steeds meer geld in deze garagebouw gespendeerd wordt door de ge
meente. Met wethouder Vermeulen heeft spreker al eens van gedachten
gewisseld over deze bomen, die hem ter harte gaan omdat hij vreest, dat
net beeld van de haven er niet fraaier op wordt. Daarom is hij in zekere
zin verheugd over dit voorstel, omdat daarmede de mogelijkheid wordt
gecreëerd om met betrekkelijk grote bomen van start te gaan.
In verband met de kosten van de gemeente vraagt spreker zich af wat de
aannemer, uitvoerder of opdrachtgever in het werk gesteld heeft om de
betreffende bomen in het leven te houden. Niet vergeten mag worden, dat
deze bomen de restanten zijn van de oorspronkelijke.
Hij meent dat erop een gegeven moment sprake van is geweest, dat er een
soort sprinkler-installatie zou worden ontworpen om die bomen van boven
af te bevochtigen.
Ofschoon spreker in deze zaak een leek is, meent hij te moeten constate
ren dat de kosten van de gemeente oplopen en de kosten van de opdracht
gever c.q. bouwer natuurlijk veel lager zijn geworden door het hoger plaat
sen van de garage, waardoor minder bemaling nodig was en er minder
grond moest worden verplaatst.
Spreker vraagt zich af of de gemeente deze kosten moet dragen terwijl de
aannemer of uitvoerder de nodige voordelen heeft van de hogere ligging
van de parkeergarage.
Mevrouw VAN MIERLO deelt mede dat de levensvatbaarheid van een
boom het beste geconstateerd kan worden als hij uitschiet. Spreekster vindt
het jammer dat deze bomen niet de gelegenheid hebben gekregen dit te
bewijzen.
Wethouder VERMEULEN wil beginnen met de opmerking van de heer
van der Werff te beantwoorden, waarbij deze suggereert, dat de meerdere
kosten die thans ontstaan doordat de bomen eerst nu verdwijnen ten laste
van de aannemer moeten worden gebracht, omdat deze aannemer voor
delen heeft gehad doordat de garage hoger is komen te liggen dan aan
vankelijk was gepland.
Hierdoor was een minder diepe bemaling nodig. Dit was bijzonder geluk
kig voor het behoud van de bomen maar blijkbaar nog niet gelukkig ge
noeg. Spreker wil deze vraag persé met neen beantwoorden en wijst erop
zo aan een instantie verwijten te maken zouden zijn, dit dan burgemeester
en wethouders zouden moeten zijn. Burgemeester en wethouders zijn tot
het allerlaatste ogenblik van oordeel geweest dat de bomen zoveel mo
gelijk gespaard dienden te blijven. Gedurende de bouw is verschillende
malen door de aannemer verzocht de bomen te mogen kappen, omdat ze
voor hem zeer hinderlijk waren bij de uitvoering van het werk aan de ha
ven. Burgemeester en wethouders hebben altijd afwijzend op deze ver-