SAC 7 DECEMBER 1966. huurcontract. Zij weten dan duidelijk waar zij aan toe zijn. De heer KROON zegt blij te zijn met dit voorstel. In het verleden heeft hij weieens opgemerkt, dat de gemeente noodgedwongen opdracht gever was voor de bouw van woningwetwoningen maar dat dat eigenlijk een niet normale toestand was. Bovendien maakt hij zich weieens zorgen over het steeds toenemende gemeentelijk woningbezit, omdat het ook na delige gevolgen kan hebben voor de rest van de gemeentelijke huishou ding. Hij is dan ook blij, dat nu de tijd is aangebroken om de woningen af te stoten naar de bouwverenigingen en terug te keren naar meer normale toestanden. Een van de door het college in het voorstel aangehaalde mo tieven voor de overdracht is, dat aan de bouwverenigingen een behoorlijk bezit moet worden gegeven om hen in staat te stellen een behoorlijk be- heersapparaat op te bouwen. Spreker vertrouwt er ook op, dat de bouw verenigingen zullen inzien, dat het van het grootste belang is voor het onderhoud van de woningen en de running van de gehele zaak, dat ze in gezamenlijk overleg tot de stichting van een dergelijk apparaat komen. De heer VAN BANNING zegt, dat het hem is opgevallen, dat in de concept-overeenkomst geen clausule is opgenomen, dat bij gehele of ge deeltelijke verkoop van het goed, dat nu wordt overgedragen een evenre dig deel van de restant-schuld aan de gemeente moet worden afgelost. Hij is van mening, dat het aanbeveling verdient een dergelijke clausule in de overeenkomst op te nemen. Verder vraagt spreker of er een hypo thecair verband gaat bestaan voor de leningen die door de gemeente aan de bouwverenigingen worden verstrekt. De heer VAN DER ZWAN zegt, dat er in zijn fractie geen principieel bezwaar bestaat tegen de overdracht van woningwetwoningen. Hij vraagt of het college de overtuiging heeft, dat deze bouwverenigingen voldoen de geëquipeerd zijn om aie 1660 woningen behoorlijk te beheren. Verder vraagt spreker of de bewoners van de woningen, die nu overge dragen worden lid moeten worden van de bouwvereniging, die het beheer krijgt en zo ja wat dan de contributie zal bedragen. Tot slot zegt spreker dat beide woningbouwverenigingen rooms katholiek zijn en dat dat voor de eerste jaren geen probleem zal opleveren, omdat de bezetting toch via de gemeente zal worden geregeld. Spreker weet niet wat er te dien aanzien in de statuten van de bouwverenigingen is bepaald, doch hij kan zich voorstellen, dat dat in de toekomst moeilijkheden voor andersden kenden kan opleveren. Hij vraagt hoe het college hierover denkt. Wethouder VERMEULEN antwoordt op de vraag van de heer van Caulil dat het college gemeend heeft dat de gemeente in het kader van de continu- bouwstromen beter, dan wie van de bouwverenigingen ook, in staat is om de woningwet-, de premie- en de vrije-sectorbouw te combineren. Het zou echter evengoed mogelijk zijn geweest, dat ook de bouwverenigingen zelf hadden kunnen bouwen en dat zou dan een meer normale situatie zijn geweest. Als dat het geval zou zijn geweest, zou de vraag van de heer van Caulil die hij nu bij gelegenheid van de overdracht van de woningen stelt, niet aan de orde zijn geweest. Spreker bedoelt hiermede te zeggen,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 520