16 FEBRUARI 1966. 52 zoeken beslist, omdat zij vasthielden aan hun mededeling aan de gemeente raad dat onder alle omstandigheden deze bomen gerespecteerd dienden te worden. Spreker gelooft echt niet dat deze kosten in redelijkheid aan de aannemer kunnen worden toegerekend. Bovendien meent hij dat de heer van derWerff daarbij twee zaken met elkaar vermengd, die los van elkaar staan. Bij een vroegere gelegenheid heeft hij reeds gezegd dat de havengarage geen attractief object is voor de beheerder hiervan. Bij parkeergarages is de exploitatie zwaar onrendabel. Toen destijds van de gedachte werd uitgegaan dat de garage 50 cm dieper moest liggen werkte dit zo onevenredig kosten- verzwarend, dat aan de orde zou zijn gekomen of dit object al of geen door gang zou vinden. Spreker is van mening dat ondanks de toestemming de ga rage 50 cm hoger te bouwen en ondanks de gemeentelijke bijdrage in de onrendabele top gedurende de eerste jaren er geen lucratieve exploitatie zal zijn en dat alleen maar gezegd kan worden dat de functie van de garage voor de binnenstad bijzonder gelukkig is. Het voorstel van burgemeester en wethouders van februari 1965 was geba seerd op het advies van deskundigen, omdat de leden van burgemeester en wethouders nu eenmaal geen bomenkenners zijn en spreker kan verklaren, dat de laatste brief van ae dienst van beplantingen, waarbij het thans voor liggende voorstel werd gedaan, bij burgemeester en wethouders is ontvangen met de gedachten dat voor alles getracht moest worden te voorkomen dat deze bomen gerooid gaan worden. De voorzitter en spreker hebben een ge sprek met de dienst gehad en zij hebben zich laten overtuigen dat rooien binnen nu en zeer korte tijd dringend noodzakelijk was. Indien burgemeester en wethouders toen opportunistisch geredeneerd had den en rustig hadden afgewacht of ze zouden zijn uitgeschoten in het voor jaar zoals door mevrouw van Mierlo is gesuggereerd, dan zou, zo dit niet geschied was, de raad aan burgemeester en wethouders het verwijt hebben kunnen maken dat zij het geschikte moment hadden laten passeren. Bij het bezoek ter plaatse is hem gebleken dat er een groot aantal bomen zijn, waarvan de ihuinen deze naam niet meer waardig zijn. Bovendien zit er een hoop oud hout in. Na snoeii'ng zal men wellicht met staketsels blij ven zitten, die echt niet meer de indruk van een grote boom maken. Hier bij komt nog dat alle bomen zijn aangetast op een plaats die nadat de weg 50 cm is verhoogd onder de oppervlakte hiervan komt te zitten, zodat be handeling dan niet meer mogelijk is. Tenslotte komt er nog bij de verlaging van het grondwaterpeil. Volgens ver klaring van een deskundige is deze verlaging niet funest geweest, omdat de wortels door nieuwe aanzettingen wel naar dit lagere grondwater zoeken. Funest is echter wel geweest dat dit grondwaterpeil weer verhoogd werd zo dat de nieuwe wortelaanzettingen permanent in het water zaten en daar door gingen rotten, waardoor het opnemingsvermogen van de oude wortels niet groot genoeg meer is. Spreker hoopt met deze korte toelichting aangetoond te hebben dat het de bedoeling van burgemeester en wethouders is geweest de opvattingen van de raad te respecteren, doch desondanks toch met dit voorstel moeten ko men omdat thans de mogelijkheid bestaat wat grotere bomen te planten. Wellicht zal het gehele aanzien fraaier worden dan met de handhaving van de oude bomen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 52