a
2#f
14 DECEMBER 1966.
Tegenwoordig: MEVR. TH. M. M. DE BONTE-DE MUNNIK, MEVR.
W.jaGER-MIDDELBEEK, MEVR. S. C. M. KRENS-WAGTMANS, MEVR.
M.W.B.A. VAN MIERLO-MUTSAERS, en de heren: L. A.M. VAN BAN
NING, MR. G.W.A. BARIJ, J.E.F. BAYENS, J. J. TH. M. BEURSKE.NS, H.
BIEMANS, W.C.A.M. VAN BOXTEL, H. BROEDERS, J. L. G. BROOIMANS,
J. M. VAN BIJNEN, P.J. VAN CAULIL, J.P.A. VAN DUN C.A. VAN
DUIJL, J.W.A. VAN GASTEL, MR. R. A. H. M. C-IELEN, J. P M. GOOS,
A.M. DE GIJSEL, A. P. JACOBS, J. C.A. JANSEN, A. B. KRAMER, A.
KROON, A.W. VAN LOON, A.M.H.W. VAN DE MEERENDONK, F.J.
MELZER, A. MENDES, J. DE MEIJ, J.H.M. QUADEKKER, A.H.W.M.
DE RAAFF, A. SPANJER, J.F.V. VERMEULEN, DRS. P.VIS, DRS.Y.P.W.
VAN DERWERFF, F. VAN WERKHOOVEN, J. WOESTENBERG, W. VAN
DER ZWAN.
Afwezig: de heer R. Hoekstra.
VOORZITTER: de heer J A. Meijs
SECRETARIS de heer Dr. J.P.A. van den Dam
De VOORZITTER opent de vergadering en spreekt het gebed uit, waar
van de tekst is opgenomen in artikel 10 van het reglement van orde voor
de vergaderingen van de gemeenteraad.
Bericht van verhindering is binnengekomen van: de heer R. Hoekstra.
De voorzitter stelt de behandeling van de gemeente-begroting voor
1967 aan de orde en geeft het woord aan de voorzitters van de fracties
tot het houden van algemene beschouwingen.
De heer VAN LOON zegt:
Mijnheer de voorzitter''
Toen ik op 29 november j. 1. meende de begrotingsstukken voldoende te
hebben doorgelezen om een begin te maken met het schrijven van mijn
algemene beschouwingen, besefte ik dat alle begin toch wel heel moei
lijk is.
Het lukte niet. Ik had enkele dagen nodig om van die teleurstelling
te bekomen en na mijzelf opnieuw moed te hebben ingesproken, heb ik
het toch maar weer geprobeerd. Dan ook eerst beseft men pas goed welk
een enorm werk telkenjare weer door Uw college en Uw ambtenaren moet
worden verzet om de begroting met al de bijlagen op zo'n keurige en
uitvoerige wijze te presenteren. Daarvoor, mijnheer de voorzitter, breng
ik graag allen, die daaraan in welke vorm ook hebben medegewerkt,
mijn welgemeende dank.
Als ik dan toch over en naar aanleiding van de begroting in het ver
volg van mijn speech een aantal vragen of opmerkingen heb, dan doet
dit niets af aan mijn waardering voor het verrichte werk.
Ik verheug mij over de goede verstandhouding die er ook nu weer tus
sen Uw college en de raad en tussen de fracties en de raadsleden on
derling is. Ik hoop dat deze goede verhoudingen zo zullen blijven.
Een goed overleg en samenspel tussen Uw college en de raad is van
zelfsprekend van het grootste belang voor het goed en doeltreffend func-