14 DECEMBER 1966. Sommige burgemeesters in West-Brabant zijn ware kampioenen waar het gaat om het bepleiten van eigen gemeentelijke zaken. Daar zit na tuurlijk niets verkeerds in. Wat ik me wel eens afvraag is of men dan helemaal niet inziet of niet wil inzien, dat men zijn eigen zaken niet meer alleen thuis kan afdoen. Nog kort geleden heeft de raad bij de behandeling van het voorstel tot verhoging van het voorbereidingskrediet van Beyerd - V.V. V. uit voerig gesproken over allerlei voorzieningen, welke in Breda in de ko mende tientallen jaren getroffen zullen moeten worden om stad en om geving haar functie in het gewest te blijven kunnen doen vervullen. Als ik denk aan de vele gemeenschappelijke belangen - en ik doe maar een greep: vuilwaterafvoer, vuilverwerking, verbindingen, brand weer, politie, gezondheidszorg, cultuur, onderwijs, werkgelegenheid- recreatie - dan is samenspraak op bestuurlijk niveau toch wel dringend en op korte termijn geboden. Ik ben dan ook bepaald wel wat verontrust door Uw antwoord dat U verwacht dat vorderingen op dit stuk slechts geleidelijk zullen worden gemaakt. Ik ben zeker geen deskundige op het gebied van intergemeentelijke verhoudingen. Maar dat de aanpak van een intergemeentelijke samen werking per brief moet gebeuren, lijkt mij nu niet de weg om daarvan veel succes te verwachten. Mogelijk plegen zaken tussen aangrenzende gemeenten op deze manier te worden geregeld, doch dan meen ik toch dat ten aanzien van een zo belangrijke zaak als de intergemeentelijke samenwerking spoedig een andere - hopelijk meer vruchtbare - weg van toenadering zal worden gevonden. Een aantal gemeenten heeft op Uw brief positief gereageerd. De ge meente Oosterhout meent vooralsnog dat als er raakvlakken op het ge bied van de ruimtelijke ordening zijn, deze wel informeel kunnen wor den besproken. Op het antwoord van de gemeente Etten-Leur wordt nog gewacht. Ook al is de brief aan Etten-Leur dan 2 maanden later verzon den, inmiddels is toch weer - op enkele dagen na - een half jaar ver streken, zonder dat bij de totstandkoming van een intergemeentelijk or gaan enige vooruitgang is geboekt. In een interview met het dagblad "De Stem", dat op 30 augustus j.l. is gepubliceerd, zegt de burgemeester van Etten-Leur: "Ik ben beslist voor samenwerking, doch voel meer voor een lossere binding Deze burgemeester zou - weer volgens dit krantenverslag - deze mening "enkele maanden geleden" ook per brief aan Breda hebben laten weten, maar er niets meer over hebben gehoord. Volgens dezelfde perspublicatie zou de burgemeester uit Etten uit "het briefje" niet eens hebben kunnen opmaken wat Breda bedoelde met de regeling ter behartiging van de gemeenschappelijke belangen op het gebied van de ruimtelijke ordening. Dit alzo lezende wettigt toch wel de vraag of van die zijde wel veel positieve medewerking is te verwachten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 552