14 DECEMBER 1966. Verwacht Uw college bij wat ruimer worden van de geldmiddelen ook meer mogelijkheden voor de scholenbouw en wat denkt Uw college op meer korte termijn te doen als die verruiming uitblijft Het onderwijs is echter niet alleen geholpen met gebouwen. Uitgangs punt, zegt Mr. Schelfhout, directeur van het r. k. Centraal Bureau voor onderwijs en opvoeding, moet zijn dat de school een pedagogisch instituut is, een pedagogisch milieu met pedagogische doelstellingen. Naast deze duidelijke opdracht hebben zich activiteiten ontwikkeld op het gebied van de school-medische, schoolpsychologische, school-sc- siale en, nog andere begeleidingen. Het komt mij voor dat ai deze diensten slechts goed en optimaal zou den kunnen functioneren indien het werk geschiedt in nauwe samenwerking met alle bij het onderwijs en de randdienst betrokkenen. In de Bredase situatie is daarbij de medewerking van het Katholieke onderwijs onontbeerlijk. Plannen om bij het Katholieke onderwijs tot grotere en meer gerichte samenwerking te komen bestaan wel. Pogingen om die plannen te realiseren zijn en worden ook wel ondernomen. Het resultaat is helaas tot heden teleurstellend. En toch zal het katholieke onderwijs en allen die daarmede bezig en daarvoor verantwoordelijk zijn moeten gaan beseffen dat goed en aange past onderwijs de hiervoor genoemde begeleiding onmogelijk kan blijven missen. Het is mij bekend dat Uw college grote waarde hecht aan het mogelijk spoedig tot standkomen van een schoolpedagogische dienst. Deze dienst acht ik ook van heel groot belang. Ieder verder uitstel is feitelijk niet verantwoord. Zou Uw college daarom willen mededelen of er sinds het vorig jaar nog voortgang in de mogelijke realisering van deze dienst is bereikt en zo niet, kan het college dan mededelen wat naar haar mening zal dienen te geschieden indien het op aanvaardbare korte termijn niet mogelijk is hierover met het katholieke onderwijs tot overeenstemming te komen PLANNING. De erkenning dat planning op langere termijn ook door Uw college als een onmisbare factor wordt gezien en als een noodzakelijk hulpmiddel van bestuur wordt geacht, is voor mij aanleiding om nog nader op dit onderwerp in te gaan. Ik ben U erkentelijk voor de uitvoerige beantwoording van dit punt, waaraan ook mijn fractie bijzondere waarde hecht. Juist omdat planning en hier wordt bedoeld de lange-termijnplanning) veel studie vereist, mag ik Uw college verzoeken te doen nagaan of de daarvoor beschikbare ambtenaar - met alle waardering voor de ervaring en kennis, waarover hij ongetwijfeld zal beschikken - in staat zal zijn deze omvangrijke arbeid op een vrijwel niet ontgonnen terrein alleen uit te voeren. Blijkens het antwoord van Uw college wordt meer waarde gehecht aan de integratie van de planning in de verschillende functies- en sub-huis houdingen van de gemeente. Ongetwijfeld heeft iedere dienst c. q. sub-huishouding een eigen ver antwoordelijkheid met betrekking tot een planning op langere termijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 555