S-S-cP
AA6-
14 DECEMBER 1966.
leg is daarbij een waardevol orgaan. Gezien de belangrijkheid van deze
materie hopen wij dat Uw college spoedig op deze aangelegenheid zal
terugkomen.
JEUGD EN SPORT.
Aan de buitenschoolse activiteit van onze jeugd wordt gelukkig in
Breda veel aandacht besteed. Het is belangrijk dat de gemeente daarin
in de mate van het mogelijke haar nimmer aflatende medewerkingen
steun verleent.
Met het toenemen van de stadsbebouwing neemt de recreatiemoge
lijkheid voor de jeugd - en ook voor ouderen - natuurlijk af en het zal
onze voortdurende zorg moeten zijn vervangende recreatiemogelijkheden
te blijven scheppen. Ik vind de aanleg van ruige sport- en speelvelden
op voor bijzondere bebouwing bestemde gronden nog steeds een geluk
kige oplossing voor het nijpende probleem van de speelgelegenheid.
Daarnaast zal de aanleg van shotvelden en kinderspeeltuinen ook onze
voortdurende aandacht moeten blijven houden. Ik heb echter reden om
aan te nemen dat het voortvarende beleid te dien aanzien niet zal wor
den gewijzigd. Een goede spel- en sportmogelijkheid voor onze jeugd
tot meerdere en verdere ontwikkeling van een goede lichamelijke ge
zondheid is van essentiële betekenis in het lichamelijke - en zelfs gees
telijke - ontwikkelingsproces van onze jonge mensen.
Wij zullen echter bij het aanleggen van ruige speelvelden, shotvel
den en kinderspeelplaatsen niet kunnen blijven volstaan, omdat het op
peil houden van de lichamelijke conditie niet mag ophouden als niet
meer van kinderspeeltuin - ruig speelveld of anderszins gebruik wordt
of kan worden gemaakt.
In 1964 heeft een breed samengestelde werkgroep zich bezig gehou
den met het onderzoek naar mogelijkheden van verhoging van het spel
peil in de sport.
In oktober van dat jaar heeft de werkgroep de slotnota over dit on
derwerp aan Uw college aangeboden en het verwondert mij toch feite
lijk wel dat wij daarna over de vele in de nota neergelegde suggesties
niets meer hebben mogen vernemen.
Ik mag daarom Uw college vragen of mogelijk nu kan worden mede
gedeeld of naar aanleiding van deze nota thans spoedig voorstellen in
de richting van de in de nota gedane suggesties en aanbevelingen zijn
te verwachten. In de nota werd ook nog terloops de sportbeoefening van
minder-validen ter sprake gebracht. Ben ik wel geïnformeerd dan is de
sportbeoefening voor deze groep van gehandicapten reeds op gang geko
men. Ik meen echter dat er in Breda ook behoefte is aan mogelijkheden
voor sportbeoefening - lichaamsoefeningen is misschien voorlopig nog
een beter woord - voor geestelijk gehandicapten.
Gaarne zal ik daarom vernemen hoe de sportbeoefening van lichame
lijk minder-validen zich ontwikkelt en of het college mogelijkheden ziet
vooreen eerste aanzet van mogelijkheden voor sport-of lichaamsoefe
ningen voor geestelijk gehandicapten.