<£-62, 4rbd- 14 DECEMBER 1966. In mijn fantasie, mijnheer de voorzitter, dacht ik nu aan het vol- we gende plan. da Persoonlijk ben ik niet zo'n voorstander van het bouwen van nieuwe stadswijken in polders. Deze polders worden weliswaar bemalen, doch ah de ervaring heeft ons toch wel geleerd dat - vooral zolang de wijk nog niet geheel is afgebouwd - vele modderpoelen de wijken dikwijls jaren- rin lang ontsieren. Dit ten ongerieve van de bewoners. mc Bemalen kost bovendien blijvend geld, terwijl het gevaar van onder za water lopen niet alleen denkbeeldig mogelijk is. Ik dacht verder dat ik de in mijn fantasie mocht menen dat het grondgebied van de Haagse Beem- pl< den te gelegener tijd aan de gemeente Breda zal toekomen. We zullen daar weer woningen gaan bouwen in een gedeeltelijk laag liggend ge bied. Aan de noordzijde van dit gebied bouwen we reeds onze rioolwaterzui vering. We zouden in dezelfde omgeving een plaats kunnen reserveren voor een toekomstig te bouwen vuilverbrandingsinstallatie. Als we nu ook nog ter plaatse een put zuigen, waarvan we het vrijkomende zand zouden kunnen gebruiken voor ophoging van lage gedeelten van de Haag se Beemden, dan hebben we naar mijn mening een goedkope en doel treffende oplossing gevonden voor het storten van slib van de rioolwater zuiveringsinstallatie en het residu van een later te bouwen vuilverbran dingsinstallatie. Naar aanleiding van dit investeringsplan wil ik nog een enkel woord opmerken. Als ik nog een enkel woord wijd aan het investeringsplan dan zult U in het licht van wat ik juist heb opgemerkt, begrijpen dat ik er weivan ben geschrokken dat in het investeringsplan 1967 de post C 5 - ofwel het vuilverwijderingsbedrijf - niet meer is opgenomen. Dit is een voor mij volkomen onbegrijpelijke zaak en het demonstreert slechts mijn reeds eerder uitgesproken veronderstelling, dat de problema tiek rond de vuilverwijdering door Uw college nauwelijks wordt onder kend. In de vergadering van de afdeling financiën is gevraagd deze voor ziening toch minstens pro memorie op te nemen, om op deze wijze te voorkomen dat het plan om te komen tot een adequate vuilverwijdering niet via de papiermand op de vuilnisbelt terecht komt. Waarom vervolgens de plannen voor de bouw van een centrale werk plaats plotseling naar 1971 - 1975 zijn verschoven, is voor mij ook nog al onduidelijk. In het verleden is steeds op de onmogelijke situatie bij het vervoer bedrijf en de hoogdringende noodzaak van zeer spoedige uitbreiding en vernieuwing gewezen. In dit kader zal het ook wel moeten worden ge zien dat de aanbesteding van het bouwkundige gedeelte van deze nieuwe centrale werkplaats - volgens mijn informaties - bereids op 28 oktober 1965 heeft plaatsgevonden. De gunning heeft gelukkig nog wel niet plaatsgehad, doch de betrokken aannemer rekent er wel op begin vol gend jaar te kunnen beginnen. Is hier sprake van verstoring van de communicatie tussen openbare

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 563