S-&JL
4K
14 DECEMBER 1966.
Mijnheer de voorzitter, het verdwijnen van "De Bredasche Courant"
betekent een verarming voor de plaatselijke berichtgeving. De collegia
le animositeit die tussen beide plaatselijke bladen bestond, paste geheel
in de Bredase sfeer. "De Bredasche Courant" kon bogen op een lange
historie, het was de krant waarmee vooral de protestanten (van ouds een
minderheid van betekenis in onze stad) zich verbonden voelden. Het
feit dat deze krant is overgenomen door het rooms katholielfedagblad
"De Stem" is één van de symptomen van de groei naar een steeds grote
re openheid in onze plaatselijke samenleving.
Niet alleen voorlichting aan de burgerij is belangrijk, voor een goede
werking van de lokale democratie is tevens noodzakelijk een goed con
tact met de burgers en waar mogelijk inschakeling in het bestuur. Ook
dit is des te beter mogelijk naarmate de samenleving een meer open ka
rakter heeft. Het is dan ook niet te verwonderen dat er in de laatste ja
ren steeds meer overleg- en adviesorganen zijn ontstaan, bijvoorbeeld
op het gebied van het maatschappelijk werk, bejaardenwerk, jeugdwerk,
sport en cultuur.
Toch, mijnheer de voorzitter, rijst de vraag of daarmee voldoende be
trokkenheid van de burgers met het bestuur wordt bereikt. In dit verband
hebben mij de activiteiten getroffen die zich thans ontwikkeld hebben in
de wijk Biesdonk, waar het wijkcomité zelfs een krantje uitgeeft, de
"Biesdonk Gazet". Dergelijke initiatieven verdienen alle steun, in het
bijzonder door het beschikbaar stellen van lokaliteiten. Een verdere ont
wikkeling van dit werk ook in andere wijken, met op den duur misschien
de oprichting van een gemeenschapsraad (zoals in het dagblad "De Stem"
reeds enkele malen bepleit), zou van grote betekenis kunnen zijn voor
de versterking van de gemeenschapszin. De gemeente zal hierbij echter
slechts enigermate stimulerend kunnen optreden. Hoofdzaak is dat er
initiatieven ontstaan uit de burgerij zelf.
Een onderdeel van het gemeentelijk werkterrein dat grote invloed
heeft op het leven en samenleven in de wijken is de ruimtelijke orde
ning. Het is een dringend noodzakelijke activiteit, maar tevens kan men
zich afvragenjdreigt op dit terrein niet een bepaalde vorm van ontmense
lijking, die bijdraagt tot de gevoelens van onbehagen tegenover de over
heid, het bestuur of, zo men wil, de gevestigde macht? De burgerij staat
er buiten maar is er anderzijds toch in sterke mate van afhankelijk. Voor
lichting en mogelijkheden tot gesprek over zaken als deze zijn broodno
dig om de inwoners van de stad bewust te maken van het belang van col
lectieve beslissingen. Ook hier zouden de wijkcomité's een brug kunnen
slaan, zoals in het verleden in bescheiden mate ook wel gebeurd is. Een
voorbeeld van hoe het kan is de wijze waarop de contactcommissie mid
denstand is ingeschakeld bij de ontwikkeling van de plannen om de bin
nenstad om te zetten in een voetgangersdomein.
Soortgelijke problemen liggen er op het terrein van de woningbouw.
Eind 1964 is er aangekondigd dat er een onderzoek ingesteld zou worden
naar de woningbehoeften en de woonwensen. In het jaarverslag van de
dienst van openbare werken over het jaar 1965 wordt op pagina 19 ver
meld dat de werkzaamheden inzake dit onderzoek werden voortgezet
doch dat het desbetreffende rapport eerst in 1966 gereed zal kunnen ko
men. Mijn vraag, mijnheer de voorzitter, is dit rapport inmiddels gereed
gekomen