tréó>
teer
14 DECEMBER 1966.
Een goede communicatie tussen burgerij en gemeentebestuur is van
des te meer belang omdat de stad zich voor de toekomst voor grote en
zware taken geplaatst ziet. Dat blijkt duidelijk uit de "Tweede nota
over de ruimtelijke ordening". Daarin behoort Breda tot de 11 bevol
kingsconcentraties, waarvan verwacht wordt dat er in het jaar 2000 tus
sen 1/4 en 1/2 miljoen mensen zullen wonen. Hierbij wordt ervan uitge
gaan dat de stad zich niet alleen zal ontwikkelen door autonome groei,
maar dat zij ook als opvangcentrum zal moeten fungeren voor de over
loop van het zuidelijke deel van de Randstad.
"Hoewel deze nota nog geen onderwerp van beraadslaging heeft uit
gemaakt in het parlement en het er alle schijn van heeft dat de minis
ter, die als belangrijkste ondertekenaar moet worden beschouwd van dit
uiterst belangrijke en boeiende werkstuk, zelf niet in de gelegenheid
zal zijn om zijn nota te verdedigen, is het toch alleszins gerechtvaar
digd dat het gemeentebestuur van Breda voor de bepaling van zijn be
leid op langere termijn uit gaat van de zo juist genoemde gegevens.
Daarmee is tevens de belangrijkste beleidsvraag gegeven: op welke
wijze moet aan deze verdere omvangrijke uitbouw van de stad vorm en
gestalte worden gegeven Het is duidelijk dat dit niet een vraag is die
alleen het stadsbestuur van Breda aangaat. Ook de verschillende randge
meenten zijn er ten nauwste bij betrokken. In de nota ruimtelijke or
dening wordt voor de verdere stedelijke groei gekozen voor het beginsel
van de gebundelde deconcentratie, d. w.z. het opvangen van de stede
lijke groei in een meer gespreide, vorm, maar dan in een welgeordend
verband van stadsgewesten.
De noodzaak voor het instellen van een bestuurlijk orgaan voor het
stadsgewest Breda dringt zich des te klemmender op. Het vorig jaar
heeft de raad zich bij de behandeling van de begroting unaniem uitge
sproken voor de instelling van zulk een bestuurlijk orgaan (agglomera-
tieraad, stadsgewestraad of hoe men hem wil noemen). Dat er sindsdien
op dit gebied nog zo weinig bereikt is, acht mijn fractie uitermate te
leurstellend. Heeft het college van burgemeester en wethouders zich
op dit punt wel voldoende actief betoond Het spreekt vanzelf dat wij
ons verheugen over de positieve reacties die zijn gekomen van de kant
van de gemeenteraden van Nieuw-Ginneken, Prinsenbeek, Rijsbergen,
Terheijden en Teteringen. De belangrijkste taak van een bestuurlijk
orgaan voor het stadsgewest zal echter zijn het opstellen van eenstreek-
structuurplan. Het is niet in te zien hoe dit op een goede wijze moge
lijk is, als Oosterhout en Etten-Leur er niet bij worden betrokken. De
stellingname van de gemeenteraad van Oosterhout, dat volstaan kan
worden met de werkwijze zoals die tot nog toe in het overlegorgaan
planologische vraagstukken is toegepast, is volstrekt onhoudbaar. Dit
overlegorgaan heeft gefaald. Het heeft ruimschoots gelegenheid gehad
de streek het zo hoognodige structuurplan te bezorgen. De vraag wie
voor dit falen verantwoordelijk zijn, is voor ons niet te beantwoorden,
omdat de werkzaamheden van het overlegorgaan zich aan de openbaar
heid onttrekken. Een reden temeer om over te gaan tot instelling van
een orgaan, dat in het openbaar verantwoording moet afleggen. De te
verwachten verdere ontwikkeling van het verstedelijkingsproces maakt
een snelle oplossing noodzakelijk. Welke stappen denkt het college van
burgemeester en wethouders te nemen om dit te kunnen bereiken