6~7^ 14 DECEMBER 1966. het overheidspersoneel op een hoger percentage vastgesteld zal worden dan voor het bedrijfsleven het geval is. Los hiervan zou ik toch wel enig risico durven aanvaarden, omdat de jaarrekeningen der laatste jaren constant een overschot opleveren. Met verhoging van het reinigingsrecht zou ik willen wachten tot het moment waarop de gemeente is overgeschakeld op aardgas en compen satie kan worden geboden. Een belasting die ik als volkomen uit de tijd beschouw, is die op het houden van honden. Een hals(band)zaak wil ik hiervan niet maken, maar het is toch wel een wat dwaze zaak dat enerzijds actieve en pas sieve recreatie (en daar hoort de hond, de poes en de kanariepiet be slist toch ook bij) door'de overheid (recreatie heeft immers al een mi nisterieel accent) wordt gepousseerd, gestimuleerd en gesubsidieerd. En wat doen we nu Uit de recreatiesector dierenliefde" trekken we de hond aan zijn staart, en sturen baas of bazin een aanslagbiljet. Het liefst zou ik deze belasting dan ook maar afschaffen. Ik weet niet of ons dit in conflict zou brengen met gedeputeerde staten, zo ja, dan wachten we met afschaffing maar tot het moment van uitbreiding van het eigen belastinggebied, en bevriezen het tarief op het huidige ni veau. PLANNING. Mijnheer de voorzitter, dezer dagen, en mijns inziens niet ten on rechte, wordt van vele zijden aangedrongen op duidelijkheid; duidelijk heid in de politiek en duidelijkheid in het beleid. In Uw toelichting op de planning, zoals die thans een aanzet heeft gekregen, mis ik die duidelijkheid volkomen. Na herhaalde lezing is deze toelichting een mistbank gebleven, en naar ik mag aannemen, niet alleen voor mij. Woordkeus, zinsbouw en cirkel-redeneringen ma ken van deze introductie van planning een weinig helder geheel, en ik zou Uw college willen verzoeken de aanpak van een zo belangrijke zaak en taak duidelijker voor te dragen. Juist bij planning is het volgen van de werkelijke bevolkingsgroei en vergelijking hiervan met de ter beschikking staande prognose van bijzonder belang bij de bepaling van het beleid, waarbij ik denk aan de richting van de economische expansie in verband met de samenstel ling van onze beroepsbevolking, en anderzijds aan het probleem stads- uitbreiding/stadssanering. Bij het aan de orde stellen van dit probleem bij de begrotingsbehan deling van verleden jaar, kreeg ik van de zijde van het toenmalig col lege de toezegging dat over dit vraagstuk contact zou worden opgeno men met het hoofd van de sociografische dienst. Ik zou me voor kun nen stellen, dat door omstandigheden die ik betreur, dit contact niet meer heeft plaatsgevonden, maar zou er bij Uw college toch wel op aan willen dringen onze raad, wellicht in een informatieve vergadering, nader te informeren omtrent de werkelijke bevolkingsgroei en de be schikbare prognoses, en de hiermede samenhangende problematiek zoals onder meer van inkomende en uitgaande pendel, redenen waarom men vrijwillig onze gemeente de rug toekeert etc.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 576