6-S>3 430- 14 DECEMBER 1966. eerste 10 jaren voldoende zal zijn voor verwerking van al het stadsvuil. Ware het daarom niet beter in de eerstkomende jaren toch bedragen op te nemen om uiteindelijk te komen tot een moderne wijze van vuilverwer king. Uw motivering ten aanzien van het totale volume van de onrendabele investeringen, zoals uiteengezet op pagina 14 van de nota achten wij vol komen reëel. Wat de financieringen van het geheel betreft, hierover kun nen wij thans zeer sober zijn, daar wij nog slechts kort geleden, en wel in augustus j.l.met Uw college van gedachten wisselden,naar aanleiding van Uw nota betreffende de financieringsmoeilijkheden. Helaas zijn de donkere wolken, waarover ik toen sprak en welke zich toen reeds samenpakten boven de financiële hemel nog niet weggetrokken. Het is dus niet alleen sober, maar ook somber. Het is jammer dat een afgerond plan voor de rendabele investeringen bij deze begroting nog niet kon worden aangeboden. Volgens Uw toezeg ging kunnen wij dit bij de begroting van 1968 verwachten. Uit de voorliggende begroting blijkt, dat ook dit nieuwe college voort bouwt op de beleidslijnen, welke voor het eerst werden uitgestippeld bij de begrotingsbehandeling van 1962, gebaseerd op de financiële verhoudings wet 1960. De noodzaak van een sluitende begroting werd reeds toen evenals nu van het grootste belang geacht voor een goed beleid tot het behoud van de financiële zelfstandigheid van de gemeenten, voor zover althans daarvan onder de huidige omstandigheden nog kan worden gesproken. Dat het sluitend maken van de begroting 1967 de nodige moeilijkhe den heeft gekost, komt onzes inziens wel duidelijk tot uitdrukking in het feit, dat Uw college genoodzaakt was enige "kunstgrepen" toe te passen om de nodige ruimte te vinden. Wanneer ik het woord "kunstgrepen" ge bruik doel ik op het reactiverings- en afschrijvingsbeleid, waardoor inder daad begrotingstechnisch wel middelen vrijkomen, die aan de reserves kunnen worden toegevoegd, maar in feite geen geld in het laatje brengen, om het maar populair te zeggen. Een dergelijke maatregel is naar onze mening dan ook slechts éénmaal bruikbaar en houdt het gevaar in, dat bij volgende begrotingen naar andere wegen zal moeten worden omgezien, hetzij in de vorm van verhoging van belastingen en tarieven, of een aan zienlijke verhoging van de gemeentefondsuitkering. Wat dit laatste betreft, bij de door U opgenomen raming van de gemeen tefondsuitkering, blijven ook voor de begroting van 1967 nog enkele risi co's bestaan, met name ten aanzien van het onderdeel sociale zorg en de b.l. o. -uitkering. Zowel in de nota van aanbieding als in Uw antwoord op het centraal rapport, stelt U, dat U de ontwikkeling in deze nauwlettend zult volgen en niet zult aarzelen, indien Uw stellingname onjuist is, maatregelen te treffen om in de dan ontstane budgettaire leemte te voorzien. Het is niet duidelijk in welke richting de gedachten van Uw college gaan. Verhoging van belastingen en tarieven zal weinig soelaas bieden, terwijl zoals reeds werd opgemerkt het zeer moeilijk, zo niet ondoenlijk zal zijn, nogmaals ruimte te vinden door reactivering en afschrijving. Al met al achten wij Uw stellingname toch wel wat te optimistisch. Met betrekking tot de verhoging van de eigen inkomsten en beperking van de stijging in de uitgaven, menen wij, dat met name de voorgestelde ver-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 583