■434 14 DECEMBER 1966. bij onze vraagstelling. Het behoeft dan ook geen betoog, dat wij met de door U genomen beslissing van harte instemmen. De door Uw college georganiseerde persdag, welke begin deze maand heeft plaatsgehad, mag gezien worden als een eerste aanloop in de goe de richting. Wij vertrouwen dat Uw college geen enkele gelegenheid voor bij zal laten gaan om het publiek volledig en vooral duidelijk voor te lichten over de vele activiteiten op het gemeentelijk terrein, alsmede met de daaraan verbonden kosten en moeiten. Voor een goede functione ring van de democratie achten wij dit onontbeerlijk. OPENBARE VEILIGHEID. In de allereerste plaats wil ik van deze gelegenheid gebruik maken Uw college dank te zeggen voor de beantwoording van de door mij gestelde vraag ten aanzien van gemeentelijke medewerking aan het bierfestival. Het doet ons genoegen dat Uw college thans meer begrip toont dan in het verleden voor de nadelige invloed, welke dergelijke festiviteiten, met name óp de jeugd, hebben. Over de jeugd en haar gedragingen in het maatschappelijk verkeer en ook in het verkeer op straat, wordt tegenwoordig veel geschreven. Ook in de plaatselijke pers zijn in de afgelopen maanden diverse artikelen ge schreven, naar aanleiding van bekendmakingen van Drs. H. Zaat in het tijdschrift "Noord-Brabant" van de E.T.I. De conclusie van Drs. Zaat dat de jeugdcriminaliteit in Breda niet al leen sterk zou zijn toegenomen, maar hoger ligt dan het landelijk gemid delde, worden door de cijfers, welke U in antwoord op het centraal rap port verstrekt, toch wel tegengesproken. Wij zijn daar blij om. Dit neemt echter niet weg mijnheer de voorzitter, dat zoals van de zijde van de politie werd medegedeeld, zich tot 1 november van dit jaar, 21 vechtpartijen, mishandelingen en gevallen van verzet tegen de politie hebben voorgedaan. Van deze 21 gevallen vielen er 12 in de periode van het bierfestival. Hieruit mag toch op zijn minst geconcludeerd worden, dat elke stimulans tot het drinken van meer bier op geen enkele wijze door de overheid kan worden gestimuleerd, zeker niet indien men daarbij door het organiseren van festiviteiten de jeugd gaat concentreren. Ik zeg dit zeer uitdrukkelijk omdat, ook de heer van Loon het al ge steld heeft, U eigenlijk in de beantwoording nog een uitweg open laat tot een andere mogelijkheid om dit festijn op de een of andere manier toch nog te willen steunen. Tenminste dat zou men daaruit kunnen lezen. Ik meen dan ook dat de politie niet gelukkig is geweest met de wijze waarop dit bierfestival werd georganiseerd. Ik wil in dit verband dan ook niet nalaten met grote waardering te spreken over het optreden van de politie in zijn algemeenheid en in het bijzonder bij de moeilijkheden, welke zich tijdens genoemde gevallen hebben voorgedaan. Het doet wel dadig aan om naar aanleiding van de artikelen over de jeugdcriminali teit in Breda, de reactie te vernemen van de officier van justitie bij de Bredase rechtbank Mr. J. C.Louët Feisser, waarin hij een oordeel uitspreekt over de onjuiste indruk, welke de artikelen van Drs. Zaat hebben gewekt, de lof te vernemen welke deze autoriteit uitspreekt voor het Bredase po litiekorps onder uitstekende leiding van commissaris Pijls.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 587