442 15 DECEMBER 1966. Tegenwoordig: MEVR. TH. M. M. DE BONTE-DE MUNNIK, MEVR. W.J3GER-MID DELBEEK, MEVR. S. CM. KRENS-WAGTMANS, MEVR. M W. B. A. VAN MIERLO-MUTSAERS en de heren: L.A.M. VAN BAN NING, MR. G.W.A.BARIJ, J.E.F. BAYENS, H. BIEMANS, W.C.A.M. VAN BOXTEL, H. BROEDERS, J.L. G.BROOIMANS, J. M. VAN BIJNEN, P.J. VAN CAULIL, J.P.A.VAN DUN, C.A.VAN DUUL, J.W.A. VAN GASTEL, MR. R. A. H. M. GIELEN, J.P.M.GOOS, A. M. DE GUSEL, A. P. JACOBS, J.C.A.JANSEN, A.B KRAMER, A.KROON, A.W. VAN LOON, A.M.H.W.VAN DE MEERENDONK, F.J.MELZER, A. MENDES, J.DE MEU, J.H. M.QUADEKKER, A.H.W.M. DE RAAFF, A. SPANJER, J. F. V. VERMEULEN, DRS. Y. P. W. VAN DER WERFF, F. VAN WERKHOOVEN, J. WOESTENBERG, W.VAN DERZWAN. Afwezig: de heren J.J.Th. M.Beurskens, R.Hoekstra en Drs.P.Vis. Voorzitter: de heer J. A. MEIJS Secretaris de heer DR. J. P. VAN DEN DAM De VOORZITTER opent de vergadering en spreekt het gebed uit, waar van de tekst is opgenomen in artikel 10 van het reglement van orde voor de vergaderingen van de gemeenteraad. Bericht van verhindering is binnengekomen van: de heren R. Hoekstra en Drs. P.Vis. De VOORZITTER deelt mede dat hij mede namens de overige leden van het college van burgemeester en wethouders zeer erkentelijk is voor de door de fractievoorzitters uitgesproken lof over de leden van burge meester en wethouders, hoofden van dienst en de ambtenaren van de ge meente. Het strekt tot voldoening dat beide partijen constateren dat er een goede verstandhouding bestaat tussen de raad en burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders hebben dit vastgesteld bij de beantwoording van de gestelde vragen en gisteren is het bij monde van de heer van Loon nog eens beklemtoond. Hij is van oordeel dat men daarover bijzonder verheugd mag zijn, omdat een goede verstandhouding een nuttige wer king heeft bij de behartiging der belangen van de gemeente. Bij een goede verstandhouding zal er bij de gemeente het beste gewerkt worden. Spreker wenst thans over te gaan tot beantwoording van bepaalde vragen, die gisteren bij de algemene beschouwingen gesteld zijn en die door hem, als waarnemend burgemeester, ter beantwoording zijn. Allereerst is er de vraag over de wijze van behandeling van de begro ting. Deze kreet is niet nieuw en in het verleden is hierover al meer gesproken. Toen heeft ook intern beraad plaatsgevonden, doch de vraag blijft nog altijd bestaan op welke wijze de begroting behandeld moet worden om beide partijen het meest te bevredigen. Persoonlijk heeft spreker in het verleden al eens gesteld dat de afdeling voor de financiën, die een be perkte groep raadsleden omvat, belast zou kunnen worden met de be handeling van de begroting, waarna natuurlijk goedkeuring van de be-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 595