bof
44»
15 DECEMBER 1966.
Wethouder VAN BOXTEL meent te kunnen stellen dat hij voor wat de
vragen betrekking hebbende op tot zijn portefeuille behorend zaken, er
goed vanaf is gekomen. Uitlegging in twee richtingen is echter moge
lijk. Men kan zeggen dat het allemaal wel goed zit en dat de raadsle
den er daarom het zwijgen maar toe doen. Men kan echter ook stellen
dat de raadsleden bij de behandeling van de begrotingen van de bedrij
ven en hoofdstukken van de algemene dienst nog moeten losbranden.
Wellicht tegen de regel in, wil spreker toch even ingaan op iets wat niet
door de fractievoorzitters ter tafel is gebracht. De speeches van de frac
tievoorzitters zijn van historische betekenis, omdat sedert de oorlogvoor
het eerst het woord "woningnood" niet is gevallen. Spreker vleit zich
niet met de gedachte dat het vraagstuk als zodanig is opgelost, maar het
duidt er wel op dat het vraagstuk een andere inhoud heeft gekregen, na
melijk niet meer van de kwantitatieve maar van de kwalitatieve woning
nood.
Spreker meent dat hij dit verschijnsel even moest signaleren, omdat het
hem heeft gefrappeerd.
De heer van Loon, zo zegt hij, heeft een opmerking gemaakt met be
trekking tot de situatie bij het onderwijs. Hiermede is hij blij, omdat
dit, naar hij zich herinnert voor het eerst is dat hierover bij de algeme
ne beschouwingen een opmerking is gemaakt.
Hij voelt zich niet de eerstgeroepene om met betrekking tot onderwijs
zaken een standpunt namens burgemeester en wethouders te geven en
daarom zal hij zich beperken tot die aspecten daarvan, die tot zijn
portefeuille behoren, waarbij hij de centrale verantwoordelijkheid bij
zijn collega Broeders laat, die voor onderwijszaken de eerstaangewezen
man van burgemeester en wethouders is.
Van de andere kant is het zo, dat de heer van Loon een thema heeft
aangevoerd, waarover ook binnen de sector volksgezondheid uiteraard
nogal wat relatielijnen naar onderwijs liggen. Spreker meent dat heel
nuchter moet worden vastgesteld dat er in Breda een georganiseerde to
taliteit binnen de onderwijswereld ontbreekt. Dit noemt hij een triest ver
schijnsel, omdat binnen de katholieke sector van het onderwijs een gro
te mate van onduidelijkheid bestaat door het bestaan van 2 schoolraden,
waarvan men niet weet, welke taakafbakeningen aan deze schoolraden
zijn toegemeten.
Spreker wil hierop niet dieper ingaan omdat het niet tot zijn taak behoort,
dóch hij wil er toch nog wel op wijzen dat naast de reeds eerder bespro
ken onduidelijkheid de plaatselijke overheid ook nog de overkoepeling
van de gehele onderwijswereld mist, waardoor geen forum verkregen
wordt.
Tot zijn portefeuille behoren de onderdelen schoolhygiëne, schoolpsy-
chologie en de schoolartsendienst. Men heeft horen verluiden - er is dus
geen officiële mededeling ingekomen - dat er ten aanzien van de school -
psychologie gewijzigde opvattingen zouden zijn binnen de provinciale
bond van het Wit-Gele Kruis en dat daaromtrent in de loop van 1967 aan
burgemeester en wethouders een definitief standpunt zou worden kenbaar
gemaakt. In de huidige detacheringsfiguur zou dat een wijziging kunnen
betekenen. Namens burgemeester en wethouders kan hij mededelen dat
zij van harte bereid zijn om iedere partner als overlegspartner te begroe
ten, mits die partner maar met genoegzaam gezag bekleed is.