la cê> 450 15 DECEMBER 1966. hetzij via geschriften hetzij via gewichtige gesprekken. In alle oprecht heid meent hij dat het initiatief van de commissie van overleg maat schappelijk werk zeer goed kan werken. Het begrip "maatschappelijk werk" is misschien een zeker geladen be grip geworden omdat er altijd verondersteld wordt dat de begeleiding van iets een zekere onmaatschappelijkheid veronderstelt. Wellicht is dit in het verleden het geval geweest en heeft het zich in de beginperiode op bepaalde minder maatschappelijke situaties in onze sa menleving gericht. Nu echter het maatschappelijk werk op nationaal ni veau wat meer reglementering heeft gekregen en wat meer omschreven inhoud en dit is neergelegd in allerlei subsidieregelingen is naar zijn me ning de tijd gekomen om een wat meer positieve inhoud aan het begrip maatschappelijk werk toe te gaan kennen. Daaronder moet naar spreker's mening zonder dat dit geforceerd wordt, de gezonde menselijke verhou dingen worden ondergebracht. Men moet goed voor ogen houden dat een stad geen verzameling is van huizen en functionele gebouwen, maar be staat uit een samenleving van mensen. Hierover is binnen de commissie overleg maatschappelijk werk zeer druk overleg gaande op een bijzonder prettige en constructieve wijze. De commissie overleg maatschappelijk werk zal haar commissiestatus binnen niet al te lange tijd gaan verlaten en zal uitgroeien tot een stedelijk platvorm, waarin alle disciplines bin nen onze menselijke samenleving geleidelijk aan kunnen worden inge bouwd, waarbij centraal staat de gedachte, dat tegenover het actioma van overheid of particulier initiatief een nieuwe stelling mag worden ge seponeerd,: die in feite neerkomt op overheid èn particulier initiatief. Dat kleine verschil zit in de kleine woordjes "op" en "èn". Bij deze nieuwe dimensie kan men komen tot een integratie van taken op allerlei gebied, die zowel bij de overheid als bij vele particuliere initiatieven aanwezig zijn en die voor een goed gecoördineerd beleid tot een geheel moeten worden samengebracht. Burgemeester en wethou ders zijn van mening dat dit via zo'n stedelijk platvorm op de meest functionele en verantwoorde wijze zou kunnen geschieden. Spreker meent dat hij deze aanvulling mocht geven op hetgeen reeds door verschillende sprekers gesteld is met betrekking tot de wijkgedach- te. Of er binnen deze ontwikkeling, die zich in vrij snel tempo voltrekt, nog plaats zal zijn voor afzonderlijke wijkraden en een gemeenschaps raad voor de stad is een zaak waarop hij vandaag nog even het antwoord schuldig blijft omdat hij anders de ontwikkeling op voorhand zou gaan vastprikken. Dit wenst hij allerminst te doen, omdat het zeer wel denk baar is dat men toe is aan de uitbouw van genoemde commissie tot een stedelijk platvorm en deze organisatie-opbouw voor wijkgedachte daarin verwezenlijkt zou kunnen worden. Deze zaak ligt in het studiemateriaal op het ogenblik op tafel. Een uit spraak op dit moment is nog te vroeg. Spreker meent met deze opmerking zijn aandeel in de algemene beschou wingen te hebben geleverd en hoopt de raad hiermede wat speelruimte te hebben gegeven voor het stellen van vragen bij de begrotingen- Wethouder VERMEULEN zal trachten bij zijn beantwoording zoveel mogelijk de lijn van de sprekers te volgen. Wellicht is dit niet helemaal mogelijk omdat over verschillende zaken door verschillende personen is

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 603