id
453
15 DECEMBER 1966.
toegestaan heeft dit financieel ook nog zijn consequenties. Want daar
door is het mogelijk geworden dan een reeds lang lopend verzoek van de
Bredase overheid om in aanmerking te mogen komen voor subsidiëring
in de aanlegkosten van de waterzuivering zal worden afgedaan.
Voor de raad is het wellicht interessant te vernemen dat ook op dit punt
contact tussen het gemeentebestuur en derden bestaat.
Van de zijde van het Bredase Industrieel Contact is een commissie samen
gesteld, die bijzonder tot taak zal hebben zich bezig te houden met de
afvalwaterzuiveringsproblemen. Het is begrijpelijk dat men van die kant
het initiatief neemt, omdat zij uiteindelijk tóch degenen zullen zijn,
die in omvangrijke mate waarschijnlijk zullen moeten bijdragen in de
kosten van deze oplossing. Hierbij zullen zich ook nog allerlei econo
mische problemen voordoen waarvan het alleen nuttig en goed is dat die
in gezamenlijk overleg zullen worden besproken. Op 19 december 1966
is er een allereerste bijeenkomst met deze industriëlen en waarin het in
genieursbureau Bos en Witteveen een toelichting zal geven over de tech
nische merites van het plan.
Tenslotte kan spreker hierover verklaren dat de gemeente Breda met be
trekking tot de rioolwaterzuivering in een eindphase verkeert zowel wat
de lozingsmogelijkheid als de bestuurlijke mogelijkheden betreft.
De opmerking van de heer van Loon over de slibverwerking is door
hem in combinatie gebracht met een ander probleem. Hierover kan ech
ter de collega van spreker meer verklaren dan hij. Hij zal zich dus al
leen tot de slibverwerking beperken. Slibverwerking kan op verschillen
de manieren gebeuren en dit zal voor de heer van Loon waarschijnlijk
niets nieuws bevatten.
Spreker heeft zich laten vertellen dat het aangevoerde slib bestaat uit
96% water en 4% vaste stof en men zal de eerstkomende maanden dus
een keuze moeten maken tussen bepaalde bekende methoden. Men heeft
in deze ontwikkeling ook wel eens gedacht aan samenvoeging met de
vuilverbranding. Hierover was men niet erg enthousiast omdat de samen
stelling van het industriële afvalwater niet bekend is, waardoor men niet
zeker is van een bepaalde verbrandingswaarde. Het is voor de heer van
Loon misschien interessant te weten dat zijn suggestie bij de technische
dienst heeft geleefd, maar dat men thans van oordeel is dat de verwer
king in combinatie toch wel bepaalde nadelen heeft.
De heer van Loon heeft tenslotte nog gesproken, zo zegt spreker, o-
ver het bouwen in polders. Hierover kan men van mening verschillen.
Spreker gelooft dat het toch wel theoretisch technisch zwaar verdedig
baar is en dat het bouwen in polders beter is dan te bouwen op opgehoogde
grond. Dit heeft hij zich door technici laten uitleggen en hij moet hier
voor toch begrip hebben. Bij het bouwen in een polder heeft men de hoog-
testand van het water door bemalingsmogelijkheden in de hand. Bij het
bouwen op opgespoten grond ziet men wellicht minder water, doch in de
grond is het water aanwezig. Er kan natuurlijk hoger worden opgehoogd,
maar de hoge waterstand blijft aanwezig, ofschoon men het. niet ziet.
De gemeente Breda is echter in de polder aan het bouwen. Spreker meent
dat de Hoge Vucht beslist geen slechter beeld geeft dan IJpefaar, dat
geen polder is. Daarom kan naar spreker's mening niet gesteld worden