iiB jas 15 DECEMBER 1966. de raad hierover met burgemeester en wethouders van mening ver schillen, maar burgemeester en wethouders hebben hun oordeel hier over uitgesproken. Op de eerste plaats is dit op het punt van de kost- pri isdekkende tarieven. Het is duidelijk dat kostprijsdekkende tarieven telkenmale zullen moeten worden aangepast aan de werkelijke situatie. Een aanpassing van deze tarieven aan de kosten zal regelmatig terug keren. Bij een tendens van geldontwaarding en bij handhaving van het niveau van de uitgaven zullen ook de inkomsten moeten worden ver hoogd, omdat men anders in feite reëel aan inkomen achteruit gaat. Tenslotte merkt spreker op dat zo men uitbreiding wil geven aan het uitgavenpakket van de gemeente men ook zal moeten zorgen voor meerdere inkomsten. Dit zou tot gevolg hebben, zo dit mogelijk was, dat het belastinggebied uitgebreid zou moeten worden. Nu dit niet mogelijk is, blijft alleen verhoging van bestaande belastingen over. Dit zijn naar zijn oordeel motieven die hebben medegespeeld bij de voorstellen van burgemeester en wethouders aan de raad. Spreker brengt onder de aandacht van de raad dat ook burgemees ter en wethouders verhoging van belasting geen prettige zaak vinden. Maar het bestuur maakt het nodig dat een keuze wordt gedaan en dan moet men keuzes durven maken die niet prettig liggen. Daarmede wil hij niet een aantal zaken beïnvloeden, die aan de goedkeuring van de raad onderhevig zijn. Een feit is dat men voor deze keuze zal komen te staan. Met betrekking tot het kostprijsdekkend tarief, wet houder Gielen zal hierop nog wel dieper ingaan, moet spreker toch nog opmerken, dat in het verleden nooit een duidelijke uitspraak van de raad is gekomen. Burgemeester en wethouders hebben wel gesteld dat langzaam aan het kostprijsdekkend tarief zou moeten worden be reikt. Ofschoon de raad in het verleden hiermede akkoord is gegaan, is nimmer het tempo aangegeven waarmede dit tarief volledig zal worden ingevoerd. Als de heer van Loon thans zegt dat dit weinig consequent is dan moet spreker erop attenderen dat burgemeester en wethouders en raad daar gezamenlijk verantwoordelijk voor zijn. Uit de woorden van ver schillende sprekers heeft men op kunnen maken dat deze gedachte niet verworpen wordt. Men heeft niet uitgesproken dat slechts een bepaald ercentage van de uitgaven door het tarief gedekt moet worden. In et verleden heeft de raad deze tarieven min of meer afhankelijk ge steld van de begrotingspositie. Indien de heer van Loon hierover een uitspraak van burgemeester en wethouders wenst, dan moet spreker mededelen dat hierover in b. en w. nog niet is gesproken. Blijkt dat de heer van Loon in 2e instantie zijn standpunt handhaaft, dan kunnen burgemeester en wet houders zich alsnog hierover beraden. De heer van Loon heeft namelijk nog niet uitgesproken voor welk deel hij het met burgemeester en wethouders eens is en heeft alleen gezegd dat het inconsequent is. Persoonlijk is spreker van mening dat het niet zo inconsequent is. Terugziend op het verleden is deze methode, die altijd gevolgd is, thans ook toegepast. Er moet rekening mede gehouden worden in hoe verre het mogelijk is kostprijsdekkende tarieven toe te passen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 618