^2/ 15 DECEMBER 1966. basis van de werkelijke uitgaven. Intussen heeft de minister in verband met de invoering van de wet voor zwaar-geneeskundige risico's een voorstel gedaan om de uitkeringen aan de gemeenten voor het jaar 1967 te baseren op de werkelijke uitgavenen dit in 1968 eveneens te doen en in 1969 een uitkering te doen, berekend naar 1968 en in 1970 het thans gevoerde systeem te volgen. Dit betekent dat in het le en 2e jaar bij de ramingen geen risico zou worden gelopen. Bij aanneming van het voorstel valt het risico voor 1967 volledig weg. Bij elkaar is dit risico meer dan 550. 000, - hetgeen belangrijk is. Met betrekking tot de financiële capaciteitsplanning, waarover de heer Vis heeft gesproken, kan spreker nog mededelen, dat wethouder vanBij- nen reeds over de planning heeft gesproken. Het is duidelijk dat als de behoefteplanning gemaakt wordt op langere termijn ook de capaciteits planning voor eenzelfde termijn gemaakt zal moeten worden. Hij meent wel erop te moeten wijzen dat bij planning op langere termijn, naarmate de jaren verderaf liggen, het zicht wat onduidelijker wordt. De vraag van de heer Vis over de wijzigingen van het investeringsplan kan spreker beantwoorden met de mededeling dat bij de volgende inves teringsplannen de belangrijke wijzigingen zullen worden aangegeven. Op de opmerking van de heer Melzer dat de stelpost van 10bij de sala risramingen te hoog is, kan door hem worden medegedeeld dat de uitke ring uit het gemeentefonds eveneens met 10% voor de onrendabele salaris lasten is opgetrokken. Vervolgens dient te worden medegedeeld dat thans reeds bekend is dat uit de stelpost moet worden gedekt: de trend 1965 3,25%; de salaris maatregel per 1 januari 1967 4%; compensatie huurverhoging 1967 0,75% I. Z. A. - en ziekenfondspremie 0,5%. Dit is reeds 8{% wat thans reeds te voorzien is. Spreker heeft grote bewondering voor de heer van Loon voor de wijze waar op hij het een en ander heeft nagekeken van de saldi-reserve. Inderdaad blijkt daaruit dat hier en daar fouten zijn gemaakt. Hij wil beginnen met de algemene opmerking dat de toevoeging van het saldo van de gemeen terekening altijd een moeilijke zaak is omdat - en dit is volkomen cor rect - er altijd een rekeningsaldo nog niet is toegevoegd. Het saldo van een rekening wordt opgemaakt na 30 juni van het volgend jaar. Daarbij moet rekening gehouden worden met de achterstallige inkomsten en uit gaven, waardoor de definitieve cijfers vrij laat bekend zijn. Spreker dacht dat de opstelling van de heer van Loon is beïnvloed door een fout, die staat op bladzijde 21, 15e regel van onder van het antwoord van burge meester en wethouders op de gestelde vragen. Daar staat een bedragver- meld van 532. 211, - als batig saldo 1964. Hier moet echter 1963 gele zen worden. Vervolgens wordt er gesproken over een bedrag van 526.068,58 als de in 1965 aangenomen vermeerdering. Dat is de in 1965 aangenomen vermeerdering en heeft betrekking op het dienstjaar 1964. Dit alles is nogal technisch en indien dit intussen uitgerekend kan worden, dan is spre ker bereid de heer van Loon hierover nog nader te oriënteren. Er is dus een verkeerd jaar genoemd en vandaar uit redenerend kan men tot de op stelling van de heer van Loon komen. Wanneer de heer van Loon mede-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 621