4W 15 DECEMBER 1966. dient te zijn. Bovendien heeft hij hierbij gememoreerd dat de raad nooit een verklaring heeft afgelegd of een besluit heeft genomen dat dit aldus zou geschieden doch ook het tegengestelde is niet gebleken. Spreker on derstreept dus het door wethouder Broeders gesprokene. Het is naar zijn mening juist wanneer men als basis voor de tariefsverhoging in principe de kostprijsdekking erbij betrekt. Indien men dit principe in zijn uiterste consequentie zou doorvoeren dan zou men moeten stellen dat de kostprijs voor de diensten op dit gebied door de gemeente bewezen voor het jaar 1967 berekend is" op 27,17, inclusief 2,03 voor de gratis ophaaldienst voor groot vuil. Er zijnhier 2 zaken vermengd die door een der sprekers als inconsequent zijn ge noemd. Men is namelijk uitgegaan van het principe van de kostprijsdek king om tot een sluitende begroting te komen. Men heeft de kostprijs benaderd om mede met de verhoging de begroting sluitend te maken. Door de heer van Loon is gesteld dat in Breda het huisvuiltarief aan de hoge kant zou liggen en heeft daarbij de vraag gelanceerd of de andere gemeenten zich ook op het beginsel van de kostprijsdekking zouden plaat sen. Spreker is van oordeel dat vergelijking met tarieven van andere ge meenten altijd gevaarlijk is, omdat de ene gemeente op dit terrein duurdere tarieven en een andere gemeente die op een ander terrein kan hebben. Men zou de hele structuur van iedere gemeente helemaal moe ten ontleden en op tafel moeten leggen om tot een juiste vergelijking van een bepaald tarief te komen. Spreker wil toch wel enige tarieven van andere gemeenten noemen, na melijk Eindhoven 24, -, Haarlem 18, -.Enschede 21,60 en er is een voorstel van 29,80, Leiden 18,-. Wat voor plannen Haarlem en Leiden per 1 januari 1967 hebben is spre ker niet bekend. Men kan dus gemeenten noemen die een hoger en die een lager emmertarief hebben dan Breda. De heer Melzer heeft medegedeeld dat hij zich weliswaar met de tarie ven kan verenigen, maar liever zou zien dat deze verhoging werd uitge steld tot het moment dat de aardgasombouw heeft plaatsgehad. Voor de burgers komt er dan enige verlichting ten aanzien van de gastarieven en dan zou daarin compensatie voor deze verhoging gevonden kunnen wor den. Indien men zich echter op het standpunt van een kostprijsdekkend tarief blijft stellen en tot een sluitende begroting gekomen moet worden dan is het naar spreker's mening onverstandig om deze zaak thans uit te stellen en aan te houden. De heer Kroon verwerpt de verhoging van het huisvuilrecht helemaal en spreker hoopt dat hij, na hetgeen wethouder Broeders erover gezegd heeft en het weinige wat hij er nog aan toegevoegd heeft, de fractie van de heer Kroon heeft kunnen overtuigen met het standpunt van burgemees ter en wethouders mede te gaan. Omtrent de kostenverdeelstaat kan hij mededelen dat binnenkort aan de raad een herziene begroting 1967 zal worden aangeboden, waarbij een kostenverdeelstaat is gevoegd. Deze herziene begroting heeft geen financiële consequenties. Het is al leen maar een begroting in een andere aankleding. Vervolgens wil spreker overgaan tot een tweede onderwerp namelijk de vuilverwerking. Het is de heer van Loon die zich zorgen maakt over de leemputten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 624