Ie'.S-7
£9&
15 DECEMBER 1966.
De heer Melzer en Woestenberg hebben een duidelijke opvatting over
de hondenbelasting.
Spreker meent dat dat toch niet de opvatting van de hele raad behoeft te
zijn, want als men de voorstellen inzake de hondenbelasting en het huis-
vuilrecht niet zou accepteren, komt men voor de consequentie dat men
geen sluitende begroting heeft.
De stelpost '■personeel" mag eigenlijk niet zo zwaar wegen, omdat de
aangenomen 10°/o op dit moment exact is vast te stellen op 8^°/o. De on
rendabele uitgaven kunnen door de stelpost worden opgevangen. Hierdoor
komt dit begrotingsjaar in feite geen ruimte op de begroting voor. Spreker
wijst er dan nog op dat met betrekking tot het sluitendmaken van de be
groting deze post althans niet meer zal meespelen.
Een andere zaak die aan de orde is gekomen is de kwestie van het
duurdere water. Men zou kunnen zeggen dat als er een hoger tarief gehe
ven wordt, waaruit hogere inkomsten verkregen kunnen worden. Spreker
neemt aan dat zijn college daar wat nader op zal ingaan. Hij wil het al
leen in het kader van de begroting aan de orde stellen, omdat het college
over dit onderdeel misschien een beetje te grote openheid heeft betracht,
in die zin dat deze zaak eerst pas bekend is geworden. De kwestie is toch
op tafel gelegd met de motivering dat er iets van verteld moet worden,
want anders zou men er wat achter gaan zoeken als in de eerstvolgende
vergadering toestemming tot verhoging zou worden gevraagd. Het colle
ge was dus van mening dat het risico genomen moest worden dat het moei
lijkheden zoü geven als er mededelingen over werden gedaan.
Er is gesproken over de post "onvoorzien" van 165.000,--, waarvan
men heeft gezegd dat die maar gebruikt moet worden. Dit vindt spreker
echter toch een merkwaardige redenering. Als deze post was ondergebracht
in de verschillende hoofdstukken, waar de verschillende onderdelen bij
thuishoorden, was het misschien niet opgevallen. Met betrekking tot het
grootste onderdeel van de post is het een duidelijke zaak. In de afdeling
voor de financiën heeft de heer van der Zwan al de opmerking gemaakt
dat het grootste deel van de 165.000, -- op is, als wordt gedacht aan
de B.B. A. verleende bijdrage. Bij het samenstellen van de begroting
was deze bijdrage nog niet bekend.
Wethouder GIELEN merkt op dat hoe broederlijk de verhoudingen in het
college wel zijn is gebleken toen zijn collega Broeders erg diep inging
op iets waar spreker vanmiddag voorzichtig enige mededelingen overheeft
fedaan. Het ging hier over de eventuele verhoging van de watertarieven,
preker moet nog even herhalen wat zijn collega gezegd heeft: "de raad
vraagt terecht naar uitvoerige, duidelijke, snelle informatie door het
college"
Het college stelt er prijs op aan die vraag zoveel mogelijk te voldoen.
Nu is het pas enige dagen bekend dat de waterleidingmaatschappij Noord-
West-Brabant het besluit genomen heeft de tarieven van het water te ver
hogen, onder voorwaarde dat de minister van economische zaken daar
aan zijn goedkeuring zal hechten. Spreker meent dat het bijzonder ge
vaarlijk zou zijn denier verstrekte informatie ook maar enigermate in