b 499 15 DECEMBER 1966. verband te brengen met het vandaag besproken huisvuilrecht. Immers, pas wanneer het college daaromtrent een studie gemaakt heeft en deze zaak in het licht van alle factoren die haar beheersen, heeft kunnen bezien, eerst dan kan over verhoging van de watertarieven door de gemeente Bre da met zinnigheid worden gesproken. Spreker was er al bang voor dat men de informatie betreffende watertarieven zou gaan benutten om het gat in de begroting met water te laten vollopen. Zojuist is er al is gezegd dat er een gat in de begroting is en het college heeft gemeend dat een van de middelen om dat gat te dichten, zou zijn de verhoging van het recht van het huisvuil. Nogmaals wil spreker stellen dat het niets nieuws is, dat het college wil komen tot een kostprijsdekkend tarief. Alleen in Breda gaat dat ge leidelijk, al naarmate dat bij de behandeling, de bestudering en het slui tendmaken van de begroting wenselijk is. In meerdere andere gemeenten stelt men zich op het principiële standpunt dat het kostprijsdekkend tarief het enige juiste is, ook al moet men x-voudig verhogen. Dit is in meer dere gemeenten zonder meer gebeurd. Spreker meent dat dit principieel wel juist is. Nu is er een gat in de begroting en het college heeft een mid del gezocht om dat gat te dichten. In principe is het een juist middel. De heer van der Zwan heeft al opgemerkt dat als de gemeente naar een kost prijsdekkend tarief zou gaan er eigenlijk 300.0Ö0, -- meer te voorschijn zou worden gehaald, dan nu het geval is. Hij zei ook dat als dat niet zou ebeuren, de gemeente eigenlijk aan het subsidiëren was. Spreker meent ieruit begrepen te hebben dat de heer van der Zwan zich met zijn frac tie met het voorstel kan verenigen. Ten aanzien van de heer Melzer moet spreker een omissie herstellen, omdat hij niet gereageerd heeft op diens suggestie om het aardgastarief voor de grootverbruikers te verlagen, ten einde op die manier mee te werken aan de vermindering van de luchtverontreiniging. Het zal de raad bekend zijn dat het inkooptarief voor grootverbruikers gekoppeld is aan een gemiddelde inkoopwaarde van zware stookolie, die nader omschreven is. Het is dus zeker dat de gasprijzen ten aanzien van de inkoopprijs in verhouding gehouden worden met de olieprijzen. Het zou een zegen zijn als het gebruik van aardgas door grootverbruikers gestimuleerd zou kunnen worden alleen al omdat men op die manier ver lost zou worden van het zwaveldyoxyde, dat de lucht thans verontreinigt. De VOORZITTER wenst dit even aan te vullen door erop te wijzen dat het zo is dat er een overeenkomst is met de Nederlandse Gas Unie, waar in is opgenomen dat de prijs die de gemeente rekent voor de grootverbrui kers gelijk moet zijn aan de prijs die de Nederlandse Gasunie rekent voor rechtstreekse levering aan grootverbruikers. Er mag geen verschil zijn. De gemeenten krijgen op de prijs, die de gasunie rekent nog een korting, we gens levering aan grootverbruikers. Wethouder GIELEN is de voorzitter, die deze portefeuille lang beheerd heeft en dus bijzonder deskundig is, dankbaar voor diens aanvulling. Verschillende sprekers hebben nog iets gezegd over de leemputten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 652