Is 531 16 DECEMBER 1966. dan ook een zaak is van het bedrijf en de werknemer. Naar zijn mening moet de overheid zich als zodanig daar nooit tussenin plaatsen, dit zou sociaal verkeerd uitpakken. Dit kan de heer van Duijl zonder meer worden toegegeven. Aan de an dere kant zegt spreker daarvan dat de betrokken werknemer, die hiervan weet, toch een eigen vrije wil heeft om daar al of niet op in te gaan. Bovendien vraagt hij zich af of het goed is de situatie op het gebied van toewijzing van woningen te wijzigen. De taak van de overheid op het ogenblik in het kader van de wetgeving hooguit heeft, is de billijke verdeling van de woonruimte en niet het na gaan van de sociale gevolgen. Bij particuliere afspraak worden voorwaar den overeengekomen die voor de persoon in kwestie aanvaardbaar zijn. Bij bemoeienis door de overheid zou de gemeente in haar positie nare dingen kunnen beleven en bovendien ook niet begrepen worden door de Wederpartij. Het verschijnsel van de gewenningstoeslag binnen het bedrijfsleven is een zaak die op en afgaat met de conjunctuur. Zo gauw als daar ook spanningen gaan optreden, zal het verlenen der toeslag wel luwen. Uiteraard heeft de gemeente de zaak niet in de hand. De heer Quadekker kan spreker zeggen dat met gepaste aandacht van cjiens opmerking is kennisgenomen. Als er gevraagd wordt wat de gemeen te ten aanzien van deze groep doet kan spreker op dit moment niets an ders zeggen dan dat in het afgelopen jaar enkele leden van het college aanwezig zijn geweest bij gesprekken in een bepaalde groep mensen, die van plan waren om te komen tot oprichting van een stichting met een hele lange naam. Deze stichting heeft tot doel huisvesting te binden aan studerenden. Dat is dus de gepaste aandacht die graag aan dit initiatief is besteed en waar tegenover welwillend is gestaan. Dat is dus meer dan de heer Quadekker vermoedde, hoewel het college meent dat het niet op de weg van het gemeentebestuur ligt om bij het ontbreken van reële daarvoor in aanmerking komende objecten, hiervoor te gaan bouwen of te financieren. De gesprekspartners van de zojuist ge noemde samenkomst hebben nota bene zelf zeer duidelijk erkend dat het bijzonder moeilijk is om hoe dan ook tot een sluitende exploitatie te ko men. Het college meent op dit moment niet verder te kunnen gaan dan met welwillendheid en met gepaste aandacht de eventuele verdere ont wikkeling op dit terrein te volgen. Kenbaar is gemaakt dat als het nodig wordt geoordeeld, het college bereid is opnieuw in overleg te willen treden, om samen na te gaan of er, wanneer er bepaalde omlijnde plan nen zouden zijn, voor het gemeentebestuur een taak zou zijn. Zoals de zaken er echter op het ogenblik bij staan, is het nog niet zo ver. Er is een plan geweest en dat plan is mislukt. Het is een moeilijke zaak, om dat deze zich afspeelt in een groep, waarvan men moeilijk de bereid heid kan meten om gebruik te maken van de eventueel geboden voor ziening. Gewacht wordt op een nader initiatief van de andere kant. Mevrouw de Bonte heeft bijna traditiegetrouw een pleidooi gehouden voor de alleenstaanden en met name voor de ouderen onder hen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 684