16 DECEMBER 1966. met de wethouder persoonlijk van gedachten over wisselen. Mevrouw DE BONTE vraagt of er weer inschrijfmogelijkheid aan wezig is. Zij meent namelijk dat er een tijd geweest is, dat een al leenstaande niet eens werd ingeschreven bij het bureau huisvesting. Wanneer deze mensen steeds worden geweigerd, dan kan hij zich voor stellen, dat het logisch is dat er niet veel aanmeldingen komen. Zij zou overigens nog willen vragen om, mochten zij zich aanmel den, hetgeen wel zal gebeuren, ieder geval op zijn merites te bekij ken. Dit omdat er inderdaad wel alleenstaanden zijn boven een bepaal de leeftijd, die herhaalde malen beroep hebben gedaan op huisvesting en die inderdaad gekregen hebben. De heer KROON meent door het antwoord van de wethouder met een kluitje in het riet te zijn gestuurd. Hij had liever een duidelijker ant woord ontvangen. Het is inderdaad gebeurd dat in de woningwetsector in de bovenste lagen 5 kamerflats zodanig zijn veranderd dat 2 comple te units, bestaande uit 2 kamerflats, zijn ontstaan. Dat dit in debouw- stromen moeilijk gaat begrijpt hij wel, deze hebben immers bepaalde systemen. Het moet echter toch wel mogelijk zijn en over de moge lijkheid wil spreker nog graag antwoord. De heer VIS vraagt zich af of het nu wel zo is, dat de stad Breda niet aan de behoefte van de huisvesting van studerenden zou kunnen voorzien. Naar spreker's mening moet de stichting, die nu in het le ven geroepen is, op de allereerste plaats zorgen dat er een inventari satie komt van de mogelijkheden en als centraal punt gaan fungeren voor de vraag en het aanbod. Als zij daar eventueel een zekere con trole op uitoefent, zal men waarschijnlijk al een heel eind in de goe de richting zijn. De heer VAN DUN antwoordt de heer Vis door erop te wijzen dat de stichting wel geïnventariseerd heeft. In Breda bestaat behoefte aan 300 goede kamers voor studerenden. Deze gegevens komen van de Stichting Exploitatie Studentenpensions, de V.V.V. en de Stichting Meisjesbelan- gen. Wethouder VAN BOXTEL zegt dat het hem bekend was dat de stichting had geïnventariseerd. Of die inventarisatie in haar ontwikkeling wordt bijgehouden, weet hij niet. Overigens gelooft spreker dat de heer Quadekker ergens een fout maakt, doordat hij Breda op een lijn zet met een universiteitstad. Hierin zal de kern van het probleem ergens zitten. De heer QUADEKKER zegt dat Breda dat toch zo graag wil. Wethouder VAN BOXTEL stelt dat wat gewild wordt niet aan de or de is. De vraag op het ogenblik is, welke de problemen zijn. Wat is nu de behoefte en wat de mogelijkheid.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 686