l9A
sa»
16 DECEMBER 1966.
orn te overzien of het college op dat stuk voldoende dilligent is, omdat
de differentie van het onderwijs langzamerhand zo groot geworden is.
Hij heeft daarin alle vertrouwen, doch hij wil er toch wel enig inzicht in
hebben wat op dit punt in de toekomst noodzakelijk is. Dat geldt in nog
veel sterkere mate voor het voortgezet onderwijs. Als op 1 augustus 196B
de wet op het voortgezet onderwijs zou worden ingevoerd, hetgeen nog
niet helemaal zeker is, zal er een geheel andere situatie ontstaan in het
onderwijspatroon en zal Breda daarop ingesteld moeten zijn. Met de in
voering van genoemde wet zal het voortgezet onderwijs nog sterker een
rijks-zaak worden en zal het gemeentebestuur maar zijdelings betrokken
zijn bij de planning en realisering van een behoorlijk gedifferentieerd
voortgezet onderwijs. Toch is ten aanzien van die planning de taak van
het gemeentebestuur bepaald niet te onderschatten, want spreker meent
dat ook het gemeentebestuur voldoende inzicht moet hebben in de vraag
of er een werkelijk voldoende gedifferentieerd patroon zal ontstaan, dat
afgestemd is op de behoefte in Breda. In het antwoord van het college
wordt nu reeds gezegd, dat het college niet gerechtigd is om plannen te
publiceren, waarbij tiet zijdelings betrokken is, doch het zou toch wel
mogelijk moeten zijn om de behoefte te bepalen, afgezien van de vraag
of die behoefte ook werkelijk concreet vervuld wordt. Spreker meent dat,
wil het gemeentebestuur een bepaald beleid voeren, het eerst voor zich
zelf een inzicht zal moeten hebben. IVfet gemeentebestuur bedoelt spre
ker ook de raad, die derhalve ook informatie zal moeten hebben, om
over deze zaak zo nodig te kunnen meedenken. Als spreker de differen
tiatie overziet denkt hij aan de vraag of er in Breda behoefte bestaat
aan een school voor hoger economisch en administratief onderwijs. Dit
is een nieuwe tak in het onderwijs waarmee men in een viertal steden
in het land zal starten. Het kan best zijn, dat we tot de conclusie moe
ten komen dat er in Breda aan een dergelijke school geen behoefte be
staat.
Anderzijds acht spreker het voor de infrastructuur van de stad toch
wel van bijzonder grote betekenis, als er te eniger tijd in Breda ietsder-
elijks zou kunnen komen. Gelet op al deze vragen meent spreker, dat
e voorlichting van het college ten aanzien van deze problematiek niet
helemaal bevredigend is en dat de raad op dit gebied een beter inzicht
zou moeten hebben. Spreker weet heel goed, dat het gemeentebestuur
maar ten dele rechtstreeks bij deze zaak betrokken is en dat het hier
ook gaat om verschillende schoolbesturen en schoolbesturen van verschil
lende richting, maar desalniettemin is hij van mening, dat de situatie
van het moment, nu er veel meer openheid is, een betere behandeling
van deze zaak toelaat, dan vroeger het geval was. Ten aanzien vanhet
voortgezet middelbaar onderwijs en het u. l.o. bestaan er bepaalde rap-
orten en zijn er bepaalde grondgegevens, die aan de raadsleden niet
ekend zijn.
Spreker wil niet zeggen, dat die rapporten onmiddellijk gepubliciceerd
zouden moeten worden, maar hij vindt toch wel dat de voorlichting ten
aanzien van deze materie tekort schiet.
De heer van der Werff heeft gezegd, dat de onderwijsnota totaal ver
ouderd is. Spreker wil erop wijzen, dat die nota eigenlijk niets anders