544
16 DECEMBER 1966.
ling. Als men dit bedrag bij het eerstgenoemde optelt wordt de verhou
ding geheel anders. Bovendien is het zo, dat bij de genoemde Brabantse
emeenten geen bedrag voor schoolzwemmen is opgenomen. In Breda is
at ƒ4,-- per leerling. Als men deze beide bedragen bij het eerstge
noemde bedrag optelt komt men voor Breda op 98,55 per leerling voor
het gewoon lager onderwijs. Spreker wil hiermee zeggen, dat de beoor
deling van die bedragen toch wel bijzonder moeilijk is, omdat vergelij
king aan de hand van een staatje niet zo maar zonder meer mogelijk is.
Voor het v.g.l. o. zijn de cijfers respectievelijk 137, --, 137,50,
119, -- en 126, --. Breda ligt ook hier in vergelijking met de an
dere gemeenten op een zeer behoorlijk niveau.
Voor het u.i.o. zijn de cijfers respectievelijk als volgt: 126,--, 116,83,
120, -- en 118,50. Met betrekking tot dit onderdeel slaat Breda in
vergelijking met de andere gemeenten geen slecht figuur.
Op de vraag van de heer Bayens over de toepassing van artikel 55
quater zegt spreker wel wat voorbereid te zijn geweest. Hij heeft daaro
ver de wet eens nagelezen. Er staat: "Als er voor een openbare school
bijzondere omstandigheden zijn", waarbij met name genoemd werd,het
gering aantal leerlingen en er zijn ook nog andere omstandigheden ge
noemd en "als dat tot gevolg heeft dat het geraamde bedrag per leerling
aanmerkelijk afwijkt van wat redelijk te achten is dan is er reden om
deze kosten buiten beschouwing te laten". Bij de Viandenlaan is het aan
tal leerlingen duidelijk bijzonder laag en de raming van de kosten is
225, 50 per leerling. Dit bedrag wijkt aanmerkelijk af van wat redelijk
te achten is. Bij een nuchter zakelijke beoordeling van de toepassing
van dit artikel moeten we tot de conclusie komen, dat deze school bij
de vaststelling van het bedrag per leerling buiten beschouwing dient te
worden gelaten. Als er een feitelijke achterstand zou zijn in die zin, dat
het onderwijs daarvan nadelige gevolgen zou ondervinden en zo'n geval
zou bij het college ter tafel worden gebracht, dan zal het college daar
zeker voor openstaan zegt spreker.
Met betrekking tot de schoolvoorzieningsdiensten zegt spreker dat als
hij zich goed herinnert het zo was, dat hij in zijn eerste algemene be
schouwingen daar al iets over gezegd heeft en dat de heer van der Werff
toen al blij was met het geluid dat spreker toen liet horen. Hij is van
mening dat hij toen zijn opvattingen met betrekking tot dit punt al dui
delijk kenbaar heeft gemaakt en hij voegt daaraan toe, dat die opvat
tingen nog niet veranderd zijn. Alleen met betrekking tot de concrete
vormgeving en de realisatie in Breda staat hem deze zaak nog niet dui
delijk voor ogen. Wel heeft hij aandacht voor deze zaak en hij wil be
slist wel aan de analisering van de mogelijkheden toekomen.
Met de wensen en verlangens van het onderwijs zelf zal uiteraard re
kening moeten worden gehouden en men moet bepaald niet de indruk,
krijgen, dat dit nu van gemeentewege wel eens vlug op poten zal wor
den gezet. Hier zijn verschillende disciplines die elkaar raken; wethou
der van Boxtel heeft daarover bij de behandeling van de schoolpsycholo
gische dienst al het een en ander gezegd. De schoolwereld is ook een
eigen wereld met eigen taak en een eigen verantwoordelijkheid, waar-