Jfoi
.548
16 DECEMBER 1966.
niet helemaal voldoende zijn om te kunnen beoordelen of er werkelijk
een achterstand is.
Wethouder BROEDERS zegt het niet eens te zijn met hetgeen de heer
Bayens gezegd heeft met betrekking tot het opmaken van de begrotin
gen door de hoofden van scholen. Spreker heeft de indruk dat de hoof
den van scholen wel hun ervaringen ter tafel brengen, maar dat het be
stuur uiteindelijk toch de begroting maakt.
De heer BAYENS zegt bij interruptie, dat de hoofden van de scho
len de begroting maken.
Wethouder BROEDERS vraagt zich dan af, wat de functie vanhetbe
stuur is maar wil daar verder niet op ingaan. Hij meent, dat hij de ach
tergrond en de motivering van de vaststelling van het bedrag duidelijk
geaccentueerd heeft.
Hij zegt toe dat deze zaak voortdurend de aandacht van het college
zal blijven houden.
De heer BAYENS vraagt bij de behandeling van 12 om in de be
groting van volgend jaar eens aan te geven hoe de bedragen worden
vastgesteld en op grond waarvan.
Hier staat alleen maar 126, - en hij zou graag inzage hebben in de
wijze hoe men aan dat bedrag komt.
Hierna stelt de voorzitter de cultuur aan de orde.
De heer VAN DUN vindt het een hachelijke zaak om aan het eind
van de begrotingsbehandeling aandacht van het college te vragen voor
de cultuur. Daarom wil hij het kort en algemeen houden.
Desondanks wil hij het met te meer klem doen omdat hij persoonlijk
diep overtuigd is van de wezenlijkheid van deze zaak. Het heeft hem
verwonderd, dat wel meerdere malen de nota ruimtelijke ordening ter
sprake is gebracht maar niet de even belangrijke volksgezondheidsno-
ta met name op het stuk van de geestelijke volksgezondheid.
Bij onze voorcalculaties op weg naar het jaar 2000 - met zijn psycho-
sociosomatische aspecten - zal een kolossaal actief cultuurbeleid van
identieke importantie zijn als de ruimtelijke ordening de werkgelegen
heid en de recreatie. Een cultuurbeleid dat geen restfactor is van ste
riel gewring tussen overheidszorg en particulier initiatief, maar per se
uitgangspunt tot heil van de gemeenschap waarin we leven.
Cultuur wordt niet wezenlijk bepaald door het aantal kredietharkenop
de daken, die de beeldbuis doen functioneren.
Immers tot cultuur behoren niet alleen vaardigheid en techniek, maar
zij wordt het duidelijkst ontplooid in de geestelijke goederen van we
tenschap en kunst. Als we dit alles op onze eigen kleine samenleving
betrekken, gelooft spreker dat dit besef in eerste aanvang gelukkig
aanwezig is.
Alleen in de uitwerking van dit besef maakt hij zich enige zorgen. Hij
hoopt dat de cultuurportefeuille van wethouder Gielen niet te dicht bij
de portefeuille met het kostprijsdekkend tarief in zijn binnenzak zit.